Feature

OMA / Paradox II

Hoe zie je jezelf, hoe wil je dat anderen je zien, en hoe wordt je door anderen gezien? Chris Dercon interviewde in een uitverkochte Barbican Theater zes van de zeven OMA partners over OMA. Iedereen op het podium, inclusief de interviewer, deed zijn en haar uiterste best om het beeld OMA = Rem Koolhaas te ontkrachten in, zo leek het, een poging om de wereld alvast voorzichtig voor te bereiden op een post-Koolhaas OMA.

beeld Rasmus Brønnum

Ongegeneerde nieuwsgierigheid deed mij een kaartje van £ 20,- kopen opdat ik de OMA Show & Tell: XL Architecture Night kon bijwonen. Een gezamenlijk optreden van alle OMA partners waarin ze voor het eerst in het openbaar een gesprek zouden voeren over de organisatie. Wie zijn, naast Koolhaas, die andere partners? Afgezien van een sporadisch optreden waar een partner een specifiek project komt toelichten of praat over cultureel ondernemerschap, zijn ze voor de buitenwereld onzichtbaar, tenzij ze met lawaai vertrekken. Het is Koolhaas die de inspirerende lezingen geeft die aanzetten tot denken en stof  leveren voor debat. OMA=Koolhaas zo dacht ik. ‘It’s a very difficult job and the only way to get through it is we all work together as a team. And that means you do everything I say’, om Charlie Croker/Michael Caine te citeren. Zou deze avond dat beeld doen veranderen?
De ‘rare opportunity to discover what makes OMA the force that it is’ werd een onderhoudende avond waar de toehoorder een aantal aardige – zij het niet wereldschokkende – inkijkjes kregen in de organisatie.

Op het podium zaten Rem Koolhaas, Victor van der Chijs, Reinier de Graaf, Ellen van Loon, Shohei Shigematsu en David Gianotten (partner nummer zeven Iyad Alsaka was verhinderd). Door deze setting werd duidelijk zichtbaar hoe Nederlands OMA is: vijf van de zeven partners. Het gesprek werd geleid door Chris Dercon, directeur van Tate Modern en bekende van Koolhaas. Begin jaren negentig bezocht hij het bureau in Rotterdam met grote regelmaat en vergelijkt de organisatie in die periode met die van een popgroep, een platte organisatie. Wat OMA volgens hem zo bijzonder maakt, is dat zij de vraag stellen: wat zou een architect moeten doen? Zoals de geschiedenis van succesvolle bands leert, is dat ze de garage ontgroeien – OMA  heeft momenteel vier vestigingen en zo een 300 medewerkers in dienst – optredens worden miljoenen operaties en bandleden gaan op de koffie bij wereldleiders. Of zoals Reinier de Graaf (AMO, Europa en Rusland) het omschreef, hij heeft af en toe een Forrest Gump-moment.

Gropius of Frank Lloyd Wright?
Gevraagd naar de organisatie zegt Koolhaas het bureau te hebben gemodelleerd naar Andy Warhols Factory: meedoen op basis van vrijwilligheid, iedereen zijn eigen rol, en een grote mate van zelfstandigheid. Dat klinkt leuk voor de beeldvorming en Dercon verzuimt dan ook Koolhaas erop te wijzen dat de Factory als ontmoetingsplek functioneerde, dat mensen niet in loondienst waren, én het werd niet als collectief gepresenteerd, dit alles in tegenstelling tot OMA.
Gevraagd naar een architectenbureau dat model staat voor OMA, ‘is het meer Gropius of eerder Frank Lloyd Wright?’, antwoordt Koolhaas: Gropius. ‘Hij begreep de potentie van teamwork en moderniteit’. Van Loon (onder meer verantwoordelijk voor Casa da Musica in Porto en het nieuwe kantoor van Rothschild in Londen): ‘Bauhaus representeert de wijze waarop het partnerschap bij OMA functioneert. Wij zijn een process-driven bureau, niet een bureau met een sterarchitect die een schets maakt waar alles in zit en die vervolgens wordt uitgewerkt’.  Koolhaas: ‘we schetsen concepten, geen ontwerpen’. De Graaf: ‘de ontwerpen waar we aan werken hebben geen eigenaar’.
Shigematsu die vanaf 2006 het New Yorkse kantoor leidt, bekent dat het team-concept soms frustrerend werkt wanneer dit niet door buitenstaanders wordt opgepikt. Wanneer bijvoorbeeld de pers Koolhaas en niet OMA als ontwerper noemt van een project dat hij, Shigematsu, heeft ontworpen. ‘Niemand kent mij’, om daarna half grappend te vertellen dat hij Bjarke Ingels (oud medewerker van OMA en nu directeur van het succesvolle BIG – red.) heeft uitgenodigd als co-spreker voor zijn ophanden zijnde lezing in het Barbican, omdat ‘de zaal anders zo leeg is’.

Economie en artistieke vrijheid
Victor van der Chijs, sinds 2005 OMA’s zakelijk directeur, zegt zich een koorddanser te voelen, balancerend op het dunne touw tussen economie en creativiteit, tussen lange en korte termijn, en tussen wat OMA wil en de klant wenst. Koolhaas: ‘Mijn onverschilligheid ten aanzien van geld heeft mij veel vrijheid gebracht, ruimte voor creativiteit’.
Van Loon: ‘Door de crisis zijn we terug gegaan naar de basis, naar real architecture‘. Op Dercons vraag wat real architecture is, geeft Van Loon eerst een ontwijkend antwoord: ‘dat ieder project een nieuwe opgave is waar je het beste van wilt maken’. Later op de avond wordt iets duidelijker wat real architecture volgens van Van Loon is als zij constateert dat op dit moment binnen OMA meer aandacht is voor het maken en minder voor onderzoek.

Dutchness
Als Dercon vraagt of er OMA is na Koolhaas, antwoordt Shigematsu lachend dat hij daar constant over nadenkt en speelt de vraag naar Koolhaas door: ‘is OMA Nederlands, of is het iets dat hij probeert te overwinnen?’. Als voorbeelden van Dutchness noemt hij de bureaucultuur van te grote oprechtheid en het onvermogen tot hypocrisie. Koolhaas: ‘We proberen de Dutchness te overwinnen, het is mijn ambitie om meer niet-Nederlandse partners te hebben’. Schertsend oprecht stelt De Graaf: ‘Hypocrisie geeft je ruimte tussen wat je denkt en wat je zegt. Dat is fantastisch. Mijn langdurige verblijf in Londen heeft mij dit doen ontdekken’.
Er verschijnt een beeld met daarop een portret van Luther, Erasmus en Spinoza. Dercon vraag Koolhaas met wie hij zich het meest identificeert. Koolhaas stuntelt een beetje en probeert de vraag te ontwijken. De Graaf helpt hem een handje: ‘Calvijn’.

Hoe groot kan het verschil zijn in hoe je jezelf ziet, hoe je wilt dat anderen je zien en hoe anderen je zien? Velen proberen in spreekbeurten, artikelen en boeken duiding te geven aan het fenomeen OMA en te beschrijven wat de kracht is die het bureau zo invloedrijk maakt. De partners van OMA houden het op teamwork, dat was de boodschap die bij het publiek moest worden overgebracht en waar eerder op de dag door de partners op was geoefend. Maar wat smeedt het team tot een geheel? Het meest voor de hand liggende en aannemelijke antwoord is Koolhaas. Maar dit is volgens OMA niet goed. Wat wel het juiste antwoord is, werd niet verteld. Uit de verhalen van de partners kwam niet overtuigend het beeld naar voren dat ze op dit moment met elkaar samenwerken. Gaan ze dat straks in een post-Koolhaas OMA wel doen? Zijn ze daartoe in staat?

‘Heb jij nog iets gehoord van, of over je partners dat je nog niet wist?’, vroeg Dercon tot slot aan Koolhaas. Koolhaas aarzelde en zocht naar een politiek antwoord. ‘Mag ik daar een volgende keer op terug komen?’, luidde het. Maar de mensen die naar het gesprek tussen de OMA partners hadden geluisterd, wisten het antwoord al lang, geen verrassingen voor Koolhaas. Misschien lijkt Koolhaas meer op Charlie Croker dan OMA zou willen.

Gerelateerd artikel