Interview

Open Stad: Designing Coexistence

Een gesprek met Kees Christiaanse in zijn hoedanigheid als curator van de vierde Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam. Een gesprek over waarom architecten wel goede stedenbouwers kunnen worden, maar stedenbouwers geen goede architecten, en over Open Steden, het overkoepelende thema van de IABR.

Kees Christiaanse foto © Michelle Wilderom

Naast zijn vele functies onder meer als architect/stedenbouwkundige bij KCAP en hoogleraar architectuur en stedenbouw aan de ETH in Zürich, is Kees Christiaanse sinds najaar 2007 ook curator voor de IABR die 24 september van start gaat.

Hoe word je curator van de IABR, heb je gesolliciteerd of ben je daarvoor gevraagd?
(Kees Christiaanse) Ik ben daarvoor gevraagd. De reden dat ik ben ingegaan op de uitnodiging is dat het een uitgelezen kans is om een groot publiek kennis te laten maken met een van mijn specialismen: urban research. Urban research is het onderzoek naar stedenbouwkundige structuren die bepaalde positieve stimulansen en een bepaalde openheid voor ontwikkeling teweeg brengen. In samenspraak met de directie van de IABR is gekozen voor het thema Open Stad. Net als de vorige edities van de biënnale richt de manifestatie zich op (ontwerpend) onderzoek op het niveau van de stad en zal het niet draaien om sterarchitecten.

Zou het dan niet beter zijn om de naam IABR te wijzigen in bijvoorbeeld IUBR?
Nee, dat is niet nodig. Het kwalitatieve debat over de stedenbouw wordt immers gevoerd vanuit de ruimtelijke discipline, en dan ook nog voornamelijk vanuit de architectuur. Tevens zijn de beste stedenbouwkundige plannen in de meeste gevallen gemaakt door architecten en niet door stedenbouwkundigen. Het is moeilijk om een goede stedenbouwer te zijn als je geen gevoel hebt voor materialisatie, voor de menselijke maat, als je nooit tactiel hebt gewerkt. Daarom kan een architect wel een goede stedenbouwer worden, maar een stedenbouwer nooit een goede architect.
Het uitgangspunt dat stedenbouw en architectuur complementair aan elkaar zijn, maakt het mogelijk om met de biënnale het hele spectrum tussen regionaal ontwerp – of een nog groter schaalniveau – en de overgang tussen openbaar en privé te kunnen bestrijken; van stoel tot stad om Bakema te citeren.
De verschillende onderzoeken die worden uitgevoerd in het kader van de IABR hebben ieder zo hun eigen schaalniveau. In Jakarta doet men bijvoorbeeld een onderzoek getiteld ‘Servant right of space’. Bedienden in Indonesië verblijven veelal in sociaal en ruimtelijk minderwaardige accommodaties nabij hun werk. Onderzocht wordt welke invloed de woonsituatie van bedienden heeft op de buurt, wat het betekend voor het netwerk, en de ruimtelijke condities waarmee die bedienden te maken hebben. Terwijl een andere groep in het Midden Oosten onderzoek doet naar de gevolgen van extreme gatedness op agglomeratieniveau.

Het centrale thema van deze biënnale is zoals reeds gezegd, Open Stad. Wat versta je onder een Open Stad?
Ik zie de biënnale vooral als een brainstormsessie waarin veel vragen worden gesteld rond de thema’s Gemeenschap, Collectief, Toevlucht, Illegale landbezetting, Reciprociteit en De Maakbare Stad. Aan onze subcuratoren, die geografisch verspreid zijn over de hele wereld, stellen wij vragen. De subcuratoren doen daar iets mee, wat ze daar mee doen heb je gedeeltelijk niet onder controle. Uiteindelijk maken wij van al die onderzoeken een coherent geheel, en dat alles onder de noemer Open Stad: Designing Coexistence.
In onze definitie die wij als een soort denkmodel aan de subcuratoren hebben meegegeven, is een Open Stad een plaats waarin co-existentie tussen uiteenlopende sociale groepen bestaat, culturele diversiteit aanwezig is, verschillen in schaalniveau zichtbaar zijn, sprake is van stedelijke innovatie en wellicht ook economische ontwikkeling. Wanneer al deze factoren samenkomen kan dat een bepaald soort positief effect hebben, op dat moment spreken wij van Open Stad.
Open Stad is geen stad maar eerder een toestand van een stadsdeel. Het woord toestand wijst erop dat de situatie eindig is, dat de situatie onder invloed van andere invloeden verandert. En ik heb het over stadsdeel omdat het een illusie is te denken dat een hele stad als Open Stad vormgegeven kan zijn, of dat dit te bewerkstelligen valt. Om veelal politieke redenen kent iedere stad delen die in potentie wel open zijn, en andere delen die nooit open zullen zijn.

Kan je een paar concrete voorbeelden geven van Open Steden?
Prenzlauer Berg in Berlijn vijf jaar na de val van de muur. Het stadsdeel dat eens tot Oost Berlijn behoorde bleek een ideale voedingsbodem te zijn voor creativiteit: er ontstonden nieuwe vormen van bedrijvigheid, jonge mensen (studenten, kunstenaars) gingen in Prenzlauer Berg wonen te midden van de oorspronkelijke bewoners en een grote groep Vietnamezen. Het leidde tot een creatieve en positivistische hutspot. Maar op een gegeven moment, en dat zie je overal gebeuren, treedt het proces van gentrificatie op, dan gebeurt er wat Jane Jacobs noemde ‘self-destruction of diversity‘. Grondprijzen stijgen vanwege het succes van het stadsdeel en dat trekt weer eenzijdige functies aan. De conditie Open Stad is dus eindig.
Een ander type Open Stad is bijvoorbeeld het kunstenaarscomplex 798 in Beijng. De eerste kunstenaars vestigden zich ongeveer tien jaar geleden in leegstaande panden op dit fabriekscomplex dat zou worden ontmanteld. Ateliers en galeries vestigden zich naast nog werkzame fabriekjes. De situatie had een katalyserende werking op het urbane leven, helemaal toen het gemeentebestuur van Beijing de culturele en vooral economische waarde ( in de vorm van toerisme) inzag.

798 in Beijing, 2005 foto: auteur

Moet een Open Stad worden nagestreefd?
Zeker, de conditie van de Open Stad is een reflectie van een open samenleving waarin mensen kansen hebben en er tolerantie heerst; dat is een maatschappijvorm die wij allen zouden moeten nastreven en die dus wat de stad betreft, na te streven is.

Tegelijk weet je dat als de Open Stad succesvol is, deze weer verdwijnt.
Dat klopt, maar als het goed is manifesteert het zich weer op andere plekken. En het is mogelijk om gentrificatie met bepaalde elementen enigszins te sturen en te stabiliseren. Er zijn ook verschillende condities van openheid. Neem bijvoorbeeld de Chinatowns van Londen, Hong Kong en Jakarta, het is zeer wel mogelijk dat de transnationale betrekkingen tussen deze drie ‘stadsdelen’ veel meer gelijkenis vertonen met een open stad, dan de relatie van de afzonderlijke Chinatowns met de andere delen van de stad waartoe ze behoren.

Wat zijn de ruimtelijke condities voor een Open Stad?
Belangrijke aspecten zijn de grootte van monofunctionele onderdelen in de stad en de agglomeratie, en de mate waarin zij met elkaar ‘communiceren’. De gebieden waar dergelijke clusters elkaar ontmoeten kunnen aanleiding geven tot urbaniteit. Het openbaar vervoer en de auto spelen een nog belangrijkere rol in de vraag of er sprake is van een open conditie. De auto is namelijk een van de grootste veroorzakers van ruimtelijke segregatie, anderzijds is een voetgangersgebied in een centrum de dood in de pot.
De conditie Open Stad bestaat uit vreselijk veel contradicties, waardoor het moeilijk is om precies te definiëren aan welke ruimtelijke kwaliteiten er moet worden voldaan om te kunnen spreken van Open Stad. Zo ontdekten wij tijdens de voorbereidingen bijvoorbeeld dat extreme vormen van gatedness activiteiten juist aantrekken. Op een aantal plekken in de wereld hebben we gezien dat in de directe nabijheid van grote ommuurde gemeenschappen sloppenwijken ontstaan. Deze ontstaan meestal op locaties waarvan niemand bedacht had dat ze voor bouwdoeleinde geschikt zouden zijn, zoals stukjes grond gelegen tussen verkeersinfrastructuur. De bewoners uit de sloppenwijken leveren diensten aan de mensen die achter de muur wonen. Hierdoor ontstaan complementaire economische en sociale relaties. Soms wordt het restland opgewaardeerd tot A-locatie en moeten de bewoners van de sloppenwijk weer weg.

Wat zijn de lessen die een ontwerper van dit soort processen kan leren?
Die lessen hebben vooral betrekking op de relatie tussen bebouwing en open ruimte, en verkeersinfrastructuur. Daar moet vreselijk zorgvuldig mee worden omgegaan, vaak valt hier veel meer uit te halen dan aanvankelijk wordt gedacht.

Valt er voor een ontwerper wel wat te ontwerpen aan een Open Stad?
Het is een andere manier van ontwerpen, de ingrepen zijn zeer op maat gemaakt. De conditie Open Stad is er in potentie al, het gaat niet werken als er al niet enige smeulende activiteit is. Maar met die smeulende activiteit gebeurt uit zichzelf niets wanneer deze niet formeel, met expertise wordt geholpen. Op deze manier krijg je een verzoening tussen het formele en het informele op extreem radicale gebieden waar dat voorheen niet denkbaar was. Als architecten en stedenbouwers moeten we natuurlijk wel oppassen om te denken dat we de wereld kunnen verbeteren, dat we door een ontwerp het gemiddelde beschavingsniveau van een slopenwijkbewoner kunnen verbeteren. Wel kunnen we condities scheppen waarin micro-economische activiteiten überhaupt mogelijk worden.
Een van de belangrijkste observaties die ik in de afgelopen periode heb gedaan, is dat stedenbouwers over het algemeen onder zeer negatieve condities moeten werken, zowel qua onderzoeksveld als bij ontwerpopdrachten, en dat wij ons ongelofelijk moeten concentreren op het openbreken van gezette verhoudingen. Veelal wordt er gewerkt vanuit een negatieve conditie waarin kleine positieve lichtpuntjes doorsijpelen, die kan je vervolgens beetpakken om te exploiteren. Op deze manier kan je een relatief groot effect bewerkstelligen, is mijn conclusie.

Het NAi zal het middelpunt worden van de IABR activiteiten, wat kan de bezoeker verwachten?
Er komt een nieuwe brug over de vijver die direct toegang geeft tot de grote zaal. De grote zaal is een reïncarnatie van Frank van Klingerens Meerpaal in Dronten. Het is een groot forum met daarin een auditorium, café, VPRO broadcasting hoek, een bioscoop, een bibliotheek met materiaal over de Open Stad, en nog veel meer. Om het forum, in de foyer, de lobby en op de verdiepingen boven de grote zaal zijn de tentoonstellingen te zien over de zes hoofdthema’s. Het hele NAi wordt volgebouwd. De meeste debatten en lezingen vinden plaats in de eerste week na de opening, maar gedurende de hele periode zullen er events plaats vinden. Het is net als in een Open Stad, mensen moeten zelf door de IABR navigeren en samenhang zien te ontdekken.