Feature

De verbouwing

Vanaf midden mei zullen in het NAi gedurende zes à zeven maanden geen exposities te zien zijn. Twintig jaar na oplevering mag architect Jo Coenen zijn eigen gebouw up-to-date maken. Een gesprek met NAi directeur Ole Bouman over de verbouwing en het gebouw als betekenisdrager.

Is het een grote of een kleine verbouwing, een transformatie of renovatie?
Op de schaal van het NAi wordt het een kleine verbouwing, maar symbolisch, als in de representatie van NAi, wordt het een grote verbouwing. Je kan bijna spreken van een transformatie van het gebouw, niet zozeer in fysieke zin als wel mentaal.

Wat gaat er gebeuren?
De gehele verbouwing is gericht op het tot stand brengen van een betere ontsluiting en een logistieke verheldering. Een van de belangrijkste ingrepen is de verplaatsing van de publieksentree aan de Museumparkzijde van 0 niveau naar -1. Straks zullen de bezoekers via een dek op straatniveau het instituut betreden. Dit dek wordt een soort voorplein. De huidige Bakema-serre wordt het entreegebied, op dit niveau zullen straks ook het café en de boekwinkel komen. Met de nieuwe entree wordt er een vloeiende verbinding gemaakt tussen het park en het instituut; het instituut opent zich naar het park, het park vloeit door in het NAi.
Een andere ingreep betreft het toevoegen van een volume dat loopt van de arcade tot aan de huidige loopbrug. Dit volume is bestemd voor functies die te maken hebben met ons educatieprogramma en zal ook worden ingericht op het ontvangen van groepen.

Begin 2001 presenteerde het NAi en Jo Coenen een ontwerp voor een educatiepaviljoen naast het NAi. De wens voor meer fysieke ruimte voor educatieve activiteiten lijkt met de komende verbouwing te worden ingelost. De verplaatsing van een van de entrees lijkt ook symbolisch: het NAi wordt letterlijk laagdrempelig.
Aan de verbouwing kan zeker ook een symbolische betekenis worden gehecht. Het NAi moet toegankelijker worden, het wordt door velen toch gezien als een bastion. Door het te openen op straatniveau wordt het letterlijk meer openbaar én het wordt zichtbaar dat we een ander verhaal vertellen over het gebouw in de stad: minder monument meer omgeving.
NAi moet zich als gebouw en instelling duidelijker uitspreken waar het voor staat. Dat doen we nu al met activiteiten en tentoonstellingen. De manifestatie Maak ons Land was een eerste proeve van het soort van instituut dat ik voor ogen heb met het NAi, meer publiekelijk. Het NAi is geen wetenschappelijk instituut of een bolwerk voor architecten. Het NAi moet architectuur zijn legitimatie bieden: wat kan architectuur als vak betekenen, welke rol kan architectuur spelen in het vraagstuk met betrekking tot de nationale identiteit, de Nederlandse cultuur?
Het NAi zal zich letterlijk en figuurlijk openen naar het publiek. Er zullen meer doe-opstellingen komen, tentoonstellingen voor een breed publiek. Na heropening is er een nieuwe vaste opstelling te zien. Anders dan de vorige vaste opstelling die vrij vakmatig was en gethematiseerd rondom wonen, zal de nieuwe opstelling een meer algemeen verhaal vertellen, een algemene introductie tot de Nederlandse architectuur met veel stukken uit de eigen collectie.

Verandert er ook nog iets aan de tentoonstellingszalen?
Niet echt, we hebben maar een heel beperkt budget voor de verbouwing, 4,5 miljoen. Een deel daarvan komt uit eigen reserves en een ander deel betreft een subsidie van de gemeente Rotterdam waaraan de strikte voorwaarde is verbonden dat het alleen aangewend mag worden voor de verbetering en uitbreiding van onze educatieve activiteiten. De tentoonstellingszalen blijven daarom onveranderd, de vaste opstelling komt weer in zaal 2 en in de zalen 1 en 3 worden gebruikt voor wisseltentoonstellingen. Onder zaal 1, in de kelder, komt een extra tentoonstellingsruimte voor materiaal dat geen daglicht kan verdragen.

Jullie hebben Jo Coenen gevraagd als ontwerper voor de nieuwe entree en het educatievolume. Heeft het NAi ooit overwogen om een andere architect te vragen?
Nee. Het NAi is ontstaan door het samenvoegen van drie organisaties (Nederlands Documentatiecentrum voor de Bouwkunst, de Stichting Architectuurmuseum en de Stichting Wonen).  Het ontwerp van Jo Coenen is een afspiegeling van deze ontstaansgeschiedenis, het kan worden gelezen als de som der delen.  Echter, wat begon als een consolidatie werd al spoedig een frustratie. Na twintig jaar is er behoefte aan een gebouw dat integraal gebruik beter toelaat. Ik ben van mening dat Coenen als eerste de geëigende architect is om een voorstel te doen, je moet een architect ook de kans geven om zichzelf opnieuw te kunnen uitvinden na twintig jaar gebruik. Dat het NAi zich van icoon, van object, kan ontwikkelen naar iets dat veel meer ervaren wordt als een omgeving, dat vind ik een fantastische les. De tijd is altijd sterker en laat zien dat architectuur zich kan transformeren tot nieuwe ruimtelijke concepten.

Om terug te komen op de verbinding tussen het gebouw en het Museumpark. De overgangszone wordt nu door velen beschreven als schraal. Het kunstwerk van Auke de Vries is weliswaar niet zo lang geleden weer opnieuw opgeschilderd, maar het water waar het NAi aan ligt, mag de naam vijver toch eigenlijk niet dragen, laat staan dat het opgevat kan worden als een voortzetting van het park. Wordt deze waterzone ook aangepakt?
Ja. De vijver was bedoeld om het monumentale effect van het NAi te versterken. Nu we een ander, meer stedelijk effect beogen, kan de vijver ook een nieuwe rol krijgen, het wordt meer onderdeel van het openbaar domein. Verder zal door de aanleg van de nieuwe entree ook het water anders worden ervaren. Door het dek verdwijnt een fors deel van de vijver, er zullen twee kleinere vijvers ontstaan. Door de nieuwe verbinding en de kleine waterpartijen wordt het gebouw meer onderdeel van de omgeving.

Vinden er gedurende de verbouwingsperiode, afgezien van de reizende tentoonstellingen in het buitenland, nog NAi evenementen plaats op andere locaties in Rotterdam, dan wel Nederland?
We gaan niet zoals het Stedelijk Museum in Amsterdam een tijdje heeft gedaan, in containers  met een tentoonstellingsprogramma rondtrekken,  maar we zijn aan het onderzoeken of we ons debat- en reflectieprogramma elders kunnen gaan aanbieden.

Blijft de boekenwinkel open tijdens de verbouwing?
Ja.

En hoe zit het met het archief en de bibliotheek?
Alle lijntaken die we als sectorinstituut moeten uitvoeren, zoals internationale promotie, studiecentrum, archief en bibliotheek, sectorale coördinatie en afstemming, blijven we uitvoeren tijdens de verbouwing.

Wat gaat er gebeuren met het kantoor onder in de archiefvleugel?
Helemaal niets, voor mijn tijd is een lang lopend huurcontract afgesloten.

Met welke tentoonstelling zal het NAi na de verbouwing openen?
Het is de bedoeling dat als straks de deuren weer open gaan, hier echt een andere sfeer hangt. Dat iemand die bij voorbaat niet iets met architectuur heeft, hier toch ook iets kan vinden. Waar de heropeningstentoonstelling precies over gaat kan ik nog niet precies vertellen, enerzijds omdat het een verrassing is en anderzijds omdat we momenteel in de conceptiefase zitten. Maar uitgaande van onze centrale vraagstelling wat kan architectuur als vak voor onze positie in de wereld betekenen, zal de tentoonstelling hoogst waarschijnlijk ingaan op het thema identiteit. In ons archief hebben we tweehonderd jaar geschiedenis liggen, in het hele debat over nationale identiteit, de Nederlandse cultuur, ligt het voor de hand om je af te vragen wat de rol van architectuur als vak kan betekenen voor het besef wie wij zijn.

Is het NAi na de verbouwing het ideale vehikel om al jouw ambities waar te maken?
De vragen die we ons moeten blijven stellen staan los van een verbouwing: wat is de betekenis van cultuurinstellingen in ons huidige tijdsbestek? Hoe zal dat over twintig jaar zijn? En, minstens zo belangrijk, is fysieke prominentie noodzakelijk?