Recensie

Kaap Skil, moderne architectuur op een historische plek

Het Maritiem en Juttersmuseum op Texel heeft een gedaanteverwisseling ondergaan. Niet alleen is de naam gewijzigd in Kaap Skil, het oude gezapige museum is omgetoverd tot een modern en opvallend gebouw met veel verwijzingen naar verleden en heden. Mecanoo Architecten ontwierp de buitenkant, terwijl Kossmann.dejong het interieur vormgaf. Texelaars moeten er nog even wennen dat ze op onzachtzinnige wijze de 21ste eeuw in zijn geschopt en noemen het museum onder elkaar liefkozend ‘het kratje’.

Het is een zonnige dag en het waait flink als ik vanaf de haven de Heemskerckstraat in Oudeschild in wandel. De houten voorpui van museum Kaap Skil lijkt op wonderlijke wijze zelfs van dichtbij nog ver weg te zijn. De niet-regelmatige daklijn zorgt voor deze illusie evenals  de donkere houten spijlen die een idee van continu tegenlicht geven, waardoor het gebouw als het ware wegvalt tussen de huizen van Oudeschild.
 
Binnengekomen overvalt me de tegenstelling tussen het strakke lijnenspel van het exterieur en de chaotische entree waar het zoeken is naar een kassa. Vrolijke boeien markeren de plaats waar ik mij voor toegang tot het museum dien te vervoegen, maar de schreeuwende letters en cijfers op de muur, opgestapelde viskratten met winkelwaar, tafeltjes vol koffiedrinkende vakantiegangers en rondrennende kinderen op een bakstenen vloer geven mij het idee van Koninginnedag in Amsterdam. Beduusd laat ik mijn oog rusten op het plafond waar een enorme maquette van Texel ondersteboven hangt. De duinen zijn gemaakt van schapenwol en het bos of 'de Dennen', zoals de Texelaars het bos noemen, wordt door zeewier gevormd. Voor de weilanden, de dorpen en wegen zijn diverse soorten viltwerk, knoopwerk, breiwerk en haakwerk gebruikt. Haast met open mond schuifel ik onder de enorme huisvlijtcreatie door, struikelend over stoelen, tafels en viskratten van genoemde 'vrijmarkt'.

De maritieme museumtentoonstelling blijkt zich zowel op de bovenverdieping als in de kelder te bevinden, de collectie van de juttersafdeling staat vooral buiten en in grote schuren afgeladen vol met boeien, flessen en scheepsmaterialen. IJzeren stagen langs een verder teleurstellend saaie trap leiden me naar de bovenverdieping, waar volgens mij opnieuw moeilijk gekozen kon worden tussen strak en rommelig. Enerzijds zijn er de strakke kasten en vitrines met een eindeloze hoeveelheid zorgvuldig gecategoriseerde voorwerpen uit de Gouden Eeuw; gejut, gevonden of opgedoken en na kortere of langere omzwervingen hier in het museum beland. Anderzijds staan alle vitrines op wieltjes, lopen er snoeren kriskras onderlangs en zorgt een enorm anker samen met wat oude planken voor een inrichting die verre van overzichtelijk is. Is de architect (Kossman.dejong) hier in een innerlijke strijd verwikkeld geweest?
 
De grote ramen in het dak geven mooi licht en aan de voor- en achterkant kijk ik uit over het dorp, terwijl  ik vanaf de straat met geen mogelijkheid naar binnen kon kijken. Een subtiele truc die toch elke keer weer verrast.
Rondkijkend tussen de vitrines met voorwerpen die het midden houden tussen 'interessante vondsten' en 'oude rommel', vraag ik mij af wie zou hebben bedacht dat archeologie, en gedeeltelijk zelfs onderwaterarcheologie, op één-hoog tentoongesteld moet worden, terwijl er ook een kelder is. In de kelder aangekomen wordt alles duidelijk; de omvang van de maquette van de haven in de tijd van de VOC zal absoluut de reden zijn geweest van deze opmerkelijke keuze. Het enorme panorama van bijna 20 meter zou nooit op de bovenverdieping hebben gepast! (De kelder loopt ongemerkt door tot een eind onder de straat.)
 
De prachtige en uiterst zorgvuldige verbeelding van vroeger tijden, compleet met veranderend diorama tegen de achterwand, stond vroeger, toen het museum nog Maritiem en Juttersmuseum heette, achter glas. De brede rand vol interactiviteit zorgt nu voor voldoende afstand tussen de maquette en  (slopende) kinderhandjes. De afwezigheid van glas geeft zo’n geweldige betrokkenheid bij de maquette dat ik niet weet hoelang ik schier zonder ademhalen heb staan kijken. Tientallen formidabele miniatuur-VOC-schepen liggen op de rede, levensechte huisjes en gebouwtjes verbeelden de haven van Oudeschild en verrekijkers met grappige animaties vertonen kleine stukjes film van hoe het leven zich in vroeger tijden af kan hebben gespeeld. Hoewel de verrekijkers niet helemaal functioneren zoals je mag verwachten, waan je je na korte tijd volledig in de bloeitijd van de ‘Reede van Texel’. Veel schepen uit Amsterdam kwamen vanaf de Zuiderzee (er was nog lang geen Noordzeekanaal) naar de rede van Texel 'ende wachtten den gunstighen wind' voor zij de reis, via Kaap de Goede Hoop, richting Indië begonnen.

Aan de andere kant van de zaal zijn kleine kamertjes gemaakt waarin verschillende onderwerp worden belicht: bekende zeelieden, namenlijsten van bemanningsleden, een klaagzang van een vrouw die wacht op haar zeevarende man en verhalen van weleer. Hoewel er aardige details zijn zoals bijvoorbeeld een ‘bewegend uitzicht op zee’ achter een houten raam,  is dit gedeelte weinig boeiend en begeef ik mij snel weer richting de maquette om me andermaal onder te dompelen in het geschreeuw op de haven, de ruziënde kooplui, de kwebbelende vrouwen, de spelende kinderen; kortom de tijd dat Texel bloeide, groeide en naam maakte. In de wijde omtrek werd bijvoorbeeld het Texelse water geroemd. Het was rijk aan ijzer, waardoor het lang houdbaar was, een eigenschap die op zee goed van pas kwam.
Weer buiten kijk ik nog een keer om naar Kaap Skil en besef ik dat de onregelmatige daklijn het verband tussen de huizen van Oudeschild aan de ene kant en de bedrijvigheid van de haven aan de andere kant verbeeldt. Een treffender verwijzing naar heden én verleden van Texel is moeilijk te bedenken.