Feature

De herbestemming van Genk

51N4E hertekent de Energiegebouwen op de voormalige steenkoolmijn van Winterslag en legt hiermee de basis voor C-Mine, de creatieve groeipool van Genk.

De opening – of beter: heropening – van de Energiegebouwen in Genk gebeurde onder een grote media-aandacht. Ook heel wat notabele heren waren present. De terechte belangstelling getuigt van het symbolische moment dat de vernieuwde Energiegebouwen markeert voor Genk en de zogenaamde ‘reconversie’ van de vergeten provincie Limburg. Sinds de sluiting van de steenkoolmijn van Winterslag in 1988 is koortsachtig gezocht naar een nieuwe invulling van de mijn. Het was een komen en gaan van private en publieke partners en talloze scenario’s werden ontwikkeld – de één al meer realistisch en gepast dan de ander. De uiteindelijke keuze bestond erin de mijn van Winterslag opnieuw leven in te blazen als plaats voor creatieve productie.

Wim Dries, burgemeester van de stad Genk, citeerde bij de feestelijke opening van de Energiegebouwen de Engelse acteur John Cleese: “if you want creative workers, give them time to play.” Het mag dan wel een evidentie zijn, het dient gezegd: creativiteit komt niet één-twee-drie en al helemaal niet onder dwang. Maar creatieve werkers vragen méér dan speeltijd alleen. Wat de creatieve sector minstens even hard nodig heeft, is de ruimte om te spelen – en bij voorkeur een ruimte die stimuleert en prikkelt. Het is pas in een uitdagende omgeving dat de creativiteit van mensen naar boven komt. De Energiegebouwen komen aan dit verlangen tegemoet door de imposante restanten van het rijke mijnverleden te benutten als gepast kader voor de beoogde creatieve activiteiten in Genk.

Het mag dan wel paradoxaal lijken, maar creativiteit moet dus eerst gelokaliseerd worden om het stedelijke gebeuren rondom te dynamiseren. In de eerste plaats is een ruimtelijk kader nodig om diverse menselijke activiteiten met elkaar te clusteren zodat kruisbestuiving mogelijk wordt. Het ontwerp van 51N4E biedt hiertoe het gepaste kader door de diverse creatieve programmaonderdelen (met o.a. cultuurcentrum, tentoonstellingsruimte, designcentrum en feestzaal) zonder hiërarchie in te passen op de oude mijninfrastructuur. Hierdoor ontstaat een creatieve totaalomgeving die afstraalt op de omgeving en zo mogelijkheden biedt voor afgeleide activiteiten. Eerder werden al o.a. een bioscoop en designschool op het mijnterrein ondergebracht, momenteel worden de eerste spaden in de grond gestoken voor een woonontwikkeling en liggen de plannen op stapel voor diverse recreatie.

Tijdens zijn toespraak benadrukte architect Peter Swinnen (51N4E) de generositeit van het ontwerp en vooral ook de overmaat. Deze passen niet alleen in de grootse ambities van Genk – zo merkte Swinnen met een knipoog op. Het is vooral de creatieve industrie die voldoende speelruimte vraagt voor haar eigenzinnige producties. Overmatige ruimte ontneemt het dwingende karakter van een productieplaats en biedt in de plaats een scala van mogelijkheden. Dit element valt op in zowel de grote en kleine theaterzaal waar de gebruikelijke opdeling tussen tribune en toneel ontbreekt. Hierdoor wordt ander gebruik van de zaal gestimuleerd. Zo werden tijdens de feestelijke opening heel toepasselijk alle aanwezigen uitgenodigd om op de toneelvloer het glas te heffen – een bijna blasfemische gebeurtenis die hier niettemin ongestoord plaatshad.

Peter Swinnen verbeterde de gastvrouw ook waar nodig. De eigentijdse, architecturale ingrepen zijn niet opvallend, maar wel duidelijk. De twee grote, aluminiumkleurige theaterdozen – met opvallende zonnewering – zijn in tegenstelling tot de voorschriften van het masterplan in de twee oksels van het T-vormige gebouw gepositioneerd. Hierdoor lijken de theaterdozen een natuurlijke aanwas op het gebouwencomplex die de typische compactheid ervan nog wat vergroot. Deze twee locatievreemde elementen worden in het historische complex geïntegreerd door ze te omwikkelen met een betonnen muur in een bruinige kleur die nauw aansluit op de oude baksteenarchitectuur. Deze betonnen muur vormt de contour van een sokkel waarbinnen de verschillende programmaonderdelen in een labyrintisch kluwen zijn samengebracht. In de machinehal is de generositeit tenslotte tot thematiek verheven door de hal leeg aan te bieden als een ruimte om te flaneren te midden van de imposante restanten van het mijnverleden.

Tegelijk zoekt het ontwerp naar een naadloze aansluiting tussen oud en nieuw. Nieuwe aanvullingen worden zorgvuldig opgenomen in de natuurlijke identiteit van de aanwezige mijnarchitectuur. Dit is in de eerste plaats duidelijk in het nieuwe, rechthoekige grondplan die een natuurlijke aangroei lijkt van het oude T-vormige gebouw. De zorg gaat soms zo ver dat interventies bijna onherkenbaar worden, zoals de gekaleide* binnenmuren en de extra openingen in wanden en vloeren. Deze directheid creëert een surrealistische sfeer in het gebouw. Zoals de keramische tegelvloer (niveau +1) die van binnen naar buiten loopt en een wandeling mogelijk maakt met zicht op het gebouw en het omliggende mijnterrein. De sculpturale dakkoepels op het terras die een kubistisch antwoord geven op de industriële restanten in de machinehal. Terwijl de twee wenteltrappen met ongelijke aantrede zich voordoen als industriële vondsten.

Maar Peter Swinnen sprak het voorname publiek ook toe als nieuwe Vlaams Bouwmeester. In die rol feliciteerde hij de stad Genk voor de ambitie en gedrevenheid waarmee zij de herbestemming van de mijn in Winterslag tot creatieve groeipool heeft doorgevoerd. In de richting van de Burgemeester vroeg Swinnen dan ook uitdrukkelijk naar méér van dergelijke interventies. In Genk liggen immers nog tal van ontwikkelingsplannen op stapel – zoals de voormalige mijnen van Waterschei en Zwartberg – waarvan de kansen niet onderbenut mogen worden. Met de opdracht voor de Energiegebouwen, zo stelde Swinnen, toont Genk hoe een stad vandaag nog gemaakt kan worden. Een gedreven stadsontwikkeling hoeft niet noodzakelijk haaks te staan op een diep respect voor het verleden.

Het was tenslotte Vlaams Minister-President Kris Peeters die de feestelijke heropening van de Energiegebouwen kracht bijzette met op Confucius geïnspireerde woorden: “Dat een stad valt, is heel gewoon en gebeurt elke dag. Enkel dat een stad rechtstaat na het vallen, maakt een gebeurtenis als vandaag bijzonder.”