Feature

Nieuwe regelgeving, nieuw geld of/en nieuw inzicht?

Met als titel Nieuwe regels, nieuwe kansen organiseerde Stroom samen met de Vereniging Deltametropool en Stipo, een debat over de impasse van de (her)ontwikkeling van ruimte in Nederland. Nederland heeft mondiaal gezien de meeste regelgeving per inwoner en per vierkante meter. Wat zegt dit over ons? Regels introduceer je immers vooral als je de ander niet vertrouwt.

Tijdelijke bestemming, stadslandbouw. Beeld: Uit je eigen stad

De discussie Nieuwe regels, nieuwe kansen in het Haagse Stroom was voorbereid door Tom Bergevoet en Maarten van Tuijl van het architektenkollectief temp.architecture.urbanism. Speciaal voor deze bijeenkomst hadden ze zes stellingen geformuleerd. In hun toelichting op de stellingen hielden Bergevoet en Tuijl een warm pleidooi voor een minder rigide ruimtelijke ontwikkeling door meer open te staan voor tijdelijkheid en dynamiek, én voor een betere afstemming tussen milieuwetgeving en ruimtelijke ordeningswetgeving.
Met de eerste stelling ‘Er is een conflict tussen onze regelgeving, gericht op eindbeeldplanning, en de huidige situatie die meer vraagt om kleinschalige en flexibele gebiedsontwikkeling’, startte de discussie. De stelling werd door bijna iedereen onderschreven. Bijna, omdat de enige jurist in het panel, Jan Struiksma (voorzitter Instituut voor Bouwrecht), de stelling juridisch overbodig vond. En hiermee legde hij direct de vinger op de zere plek. Volgens de letter van de wet is er nu al veel mogelijk. Zo wordt in een bestemmingsplan geheel niet om een gefixeerd eindbeeld gevraagd. Het ligt aan de ambtenaren dat alles zo wordt dichtgetimmerd, aldus Struiksma.
Ondanks deze ‘juridische’ ruimte wordt iedereen in de dagelijkse praktijk geconfronteerd met de rigide interpretaties. Hier tegenin gaan is haast onmogelijk doordat het zeer tijdrovende en daarmee kostbare procedures zijn. De gemeente heeft immers genoeg tijd (en had genoeg geld) om een procedure gaande te houden.

De meeste stellingen konden Struiksma juridisch niet bekoren, waaronder ook de stelling ‘Door vrijstelling te verlenen worden kansarme gebieden met veel braakligging en leegstand weer kansrijk’. In essentie, zo stelde hij, wordt hier voorgesteld om voor specifieke locaties een differentiëring van verschillende juridische regimes te introduceren. Niet haalbaar, oordeelde hij.
Een klein concreet voorbeeld, ter illustratie van de dagelijkse praktijk, zette Struiksma toch in beweging. Het voorbeeld betrof de ontwikkeling van woningbouw in de haven van Scheveningen. De levendigheid van de boten in de haven wordt door de meeste mensen als aantrekkelijk ervaren. Echter deze boten toeteren af en toe. Dit getoeter wordt door juristen als industrielawaai geïnterpreteerd, met als gevolg dat de eerste woningbouwprojecten vele jaren vertraging opliepen omdat men geen bouwvergunning wilde afgeven. Een willekeurig voorbeeld op een willekeurige plek in Nederland. Na een lange stilte, werd het ook voor de jurist en hoogleraar Struiksma te veel: “Tja…we zijn in Nederland te ver doorgeschoten”.

Duco Stadig (H-team – H staat voor herbestemming – en oud wethouder van Amsterdam) vatte de problematiek van ons juridisch stelsel als volgt helder samen: “De wetgeving is in Nederland zo ingericht dat vooral de insiders beschermd worden en dat de outsiders op afstand gehouden worden”. Voor de duidelijkheid: insiders dat zijn het bestuurlijk en ambtelijk apparaat en de outsiders dat zijn de andere Nederlanders, of wel de 80% van de bevolking die vaak volledig vastlopen in gemeentelijke procedures. Dit veranderen zal meer tijd kosten dan een financiële crisis duurt.

Ondertussen is heel Nederland juridisch dichtgetimmerd met ongeveer 50.000 bestemmingsplannen. Hier hebben gemeenten goed aan verdiend. Echter, het was niet de bedoeling om het daar deze avond over te hebben. Het geld is in deze tijd op, in discussies verwoorden gemeenten dit probleem als ‘een veranderend maatschappelijk inzicht’. Er zou voortaan meer ruimte moeten komen voor kleinschalige of particuliere initiatieven; voor de gemeenten is dat ‘nieuw geld’.
Maarten Engelsberts (jurist, gemeente Den Haag) en  Wil van den Hoek (directeur opdrachtgeving, gemeente Den Haag) vertelden over de ambitie van Den Haag om meer flexibiliteit toe te laten in het bestemmingsplan: van een gedetailleerd juridisch kader naar een meer globaal stelsel van regels. Er moet een nieuwe balans gezocht worden tussen vrijheid en rechtszekerheid, waarbij Van de Hoek waarschuwde voor een juridisering van onze maatschappij. Edward Stichter (projectdirecteur Eenvoudig Beter, ministerie van I&M) kon zich helemaal vinden in de nieuwe ambitie van gemeente Den Haag. Maart 2012 zal de kabinetsnotitie over een vereenvoudigd en meer samenhangend beleid verschijnen. Het moet resulteren in één omgevingswet, waardoor alles “sneller, beter en goedkoper” wordt. Hoe de regering dat voor elkaar gaat krijgen, werd er niet bij verteld. Je zou haast cynisch opmerken dat het voornemen bekend voorkomt als je de politieke retoriek in Nederland van de laatste jaren overziet.

Hoewel iedereen nu met het grootste gemak over tijdelijke ontwikkelingen in de stad en aanpasbare architectuur spreekt, valt het de meeste mensen nauwelijks op dat we het hier eigenlijk over pleonasmen hebben. Alleen in een cultuur die zo krampachtig gefixeerd is op beheersbaarheid, kan in een proces van sublimatie een discussie ontstaan over de tijdelijkheid van regels, gebouwen en steden. In Azië weet men niet beter dat steden en ook het hele leven tijdelijk is. John Habraken heeft vijftig jaar terug met zijn publicatie De drager en de mensen, geprobeerd de temporele dimensie in het modernistisch vertoog te introduceren. Stapels rapporten en onderzoeken zijn er sindsdien over het onderwerp verschenen. Tegelijkertijd zijn we gewoon doorgegaan om het land vol te plannen en dicht te timmeren met eendimensionale bestemmingplannen en monofunctionele bouwsels. Dat er nu een breed pleidooi gehouden wordt om meer open te staan voor de dynamiek van het leven betekend niet dat er sprake is van een nieuw inzicht, hooguit dat een eeuwenoud inzicht nu pas in Nederland wordt herkend.