Feature

Bottom-up in Arcam: zes projecten

Bottom-up is hot. Je zou haast denken dat het iets nieuws is. Maar dat is natuurlijk niet zo, de huidige aandacht is vooral het gevolg van een vastgelopen topdown stadsontwikkeling, die misschien nooit meer op gang zal komen. Worden de kleinschalige, vaak informele bottom-up initiatieven daarmee de nieuwe stuwende kracht achter de ontwikkeling van de stad? Om daar achter te komen organiseerde Arcam begin april twee bijeenkomsten.

Op 5 april werden zes van vijftig door Arcam geïnventariseerde projecten gepresenteerd. Arcam-directeur Maarten Kloos definieerde bottom-up projecten als projecten die niet institutioneel (lees: door gemeenten, corporaties en projectontwikkelaars) worden bedacht en geïnitieerd. Desondanks, of juist daarom was het opvallend dat toch vooral ‘professionele’ sprekers aan het woord kwamen, waaronder vier architecten.

Zo presenteerde architect Bastiaan Jongerius een project van zes gezinswoningen, waaronder zijn eigen, tussen de Elandsgracht en de Lijnbaanstraat in het hartje van de Jordaan, dat in collectief particulier opdrachtgeverschap tot stand kwam. Zijn verhaal maakte duidelijk dat de realisatie vooral mogelijk werd door de grondaankoop zo met de gemeente te organiseren, dat de aanloopkosten konden worden gedekt. Deze constructie – niet iets waar een gemiddelde leek zomaar op zou komen – gaf de doorslag. Het leverde uiteindelijk een mooi en passend, maar in verschijningsvorm ook heel ‘normaal’ woningbouwproject op. Het enige verschil was dat de ‘institutionele’ rol van projectontwikkelaar nu grotendeels samenviel met Jongerius’ rol als architect, iets wat hij persoonlijk nog wel het meest lastig vond.

Het plan Creative Cargo van Björn van Rheenen (Sponge Architects) is bottom-up in de zin dat het niet is bedacht binnen institutionele kaders. Het concept voorziet in een flexibel en potentieel nomadisch ensemble van tot ateliers omgebouwde zeecontainers. Deze goedkope huisvesting voor kunstenaars en creativelingen kan stilliggende gebiedsontwikkelingen een impuls geven. Een interessant idee, vond ook het publiek. Maar ondanks het nomadische karakter blijft het wel gewoon een huurpand, met een bijbehorende businesscase. En die is nog niet rond: een projectfinanciering is noodzakelijk maar ontbreekt nog. Zonder daar een truc voor te verzinnen lijkt realisering op dit moment nog ver weg.

Samen met een groep vrienden bedacht architect Peter van Assche (bureau SLA) in 2008 een plan voor een koffiebar in het Noorderpark. Woningcorporatie Ymere, als gebiedsontwikkelaar actief in het gebied, wilde wel meewerken, maar alleen als er een ‘professionele’ organisatie met dito budget (€300.000!) opgezet zou worden. Helaas zat dat er met de crises niet in. Pas op dat moment werd de Noorderparkbar echt een bottom-up project. Met humor vertelt Van Assche hoe ze zonder budget maar onder de slogan ‘het komt altijd goed’, toch door zijn gegaan. Met materialen van marktplaats en zonder vergunningen hebben ze de bar eigenhandig gebouwd en dit jaar geplaatst. Een controlerende ambtenaar werd op z’n nummer gezet door een wethouder die net een kopje koffie had besteld. De bar is nu een groot succes.

Het Glamourmanifest voor Amtel III dat Saskia Beer presenteerde liet eenzelfde ‘dan gaan we het gewoon doen’ mentaliteit zien. Opgeleid als architect begon ze op eigen initiatief ‘traditionele’ architectenplannen te maken voor het monofunctionele gebied, dat ze kende door een bijbaantje. Die plannen liepen dood (geen geld) maar via omzwervingen ontstond het idee de ambtelijke ambities voor het gebied te vertalen naar spraakmakende en ‘sexy’ doelstellingen. Zo werd ‘meer voorzieningen’ vertaald in ‘harde werkers verdienen champagne op een regenachtige maandagochtend’. De eerste actie, die meteen tot veel discussie en vragen leidde, was het verspreiden van goudgeschilderde tuinkabouters over het gebied. Met haar positieve, concrete en ludieke benadering lukte het Beer om bruggen te slaan tussen pandeigenaren, bedrijven en gemeente. Haar werk heeft nog maar weinig met architectuur te maken, wat ze ergens wel jammer vindt, maar daar staat tegenover dat ze nu een zeer actieve rol in het gebied speelt. Als ‘traditionele’ architect had ze die nooit gekregen.

Dat bottom-up ontwikkelingen niet nieuw zijn bleek uit het verhaal van Eva de Klerk. Al sinds de jaren zeventig is zij actief betrokken bij bottom-up projecten in Amsterdam, in het begin vooral binnen de krakersbeweging. Een van haar meest recente projecten is de ‘Kunststad’ in de NDSM-hal. Ook hier heeft ze geholpen een bottom-up, deels door crowd sourcing gefinancierde ontwikkeling, op gang te brengen. Met haar vele jaren ervaring schemerde er een zekere mate van professionalisering door in haar verhaal. Dat De Klerk de weg weet in gemeentelijke organisaties, de subsidiepotjes en de complexe processen rond gebiedsontwikkeling kent, was van groot belang bij de totstandkoming van de kunststad. Wat dat betreft lijkt haar verhaal als enige een interessante doorkijk te geven naar een zakelijke vorm van ‘bottom-up’ ontwikkelen, die verder gaat dan de kleine schaal van de andere gepresenteerde projecten. Is Eva de Klerk misschien de projectontwikkelaar van de toekomst?

Als laatste presenteerden Imre Doff en Daniëlle Sonder het krakersinitiatief, of ‘buurtproject’ zoals ze het noemden, De Valreep in het voormalige Dierenasiel in de Oosterparkbuurt te Amsterdam. Na jarenlange leegstand is dit monument bijna een jaar geleden gekraakt en worden er sinds september 2011 activiteiten georganiseerd die veelal op de buurt zijn gericht. De vraag is alleen hoe nu verder. Met ludieke acties proberen ze politiek draagvlak te organiseren bij de stadsdeelraad. Uitkomst: nog onbekend.

Als er één ‘bottom’ valt aan te wijzen bij de geslaagde projecten, dan is dat de persoonlijke betrokkenheid en passie waarmee de initiatiefnemers zijn gestart én doorgegaan. Die waren dan ook vaak noodzakelijk ter compensatie van het gebrek aan geld dat elk project kenmerkt. Enthousiasme en doorzettingsvermogen zorgden ervoor, vaak tegen zakelijke logica en beter weten in, dat de projecten er kwamen. Zeker de architecten moesten daarbij actief over de grenzen van hun vak heen kijken. Misschien zijn passie en doorzettingsvermogen als dragers van nieuwe stedelijke ontwikkeling wel gewoon noodzakelijk.