Feature

Globale strategieën versus lokale kennis

Alle grote internationale consultancy firma’s schrijven het in lijvige rapporten: Afrika heeft de toekomst! Het continent van de ongekende groei, grondstoffen en arbeidspotentieel. Liggen hier dan ook kansen voor ontwerpers? Het International New Town Institute organiseerde een symposium over “new strategies for the world’s fastest urbanizing continent”.

Spine Road, Khayelitsha (Zuid-Afrika). Beeld Google street view.

Vanuit de Westerse wereld – laten we voor het gemak even zeggen Europa – bekijken we Afrika per definitie vanaf een afstand. Eeuwen lang gezien als een continent om te koloniseren, evangeliseren, op zoek te gaan naar slaven, op grote schaal landbouwgewassen te verbouwen en de bevolking in te wijden in onze Westerse mores. Na de periode van dekolonisatie vanaf de jaren ‘60 van de vorige eeuw werd het een continent dat onze hulp nodig had, met hongernoden en burgeroorlogen dagelijks zichtbaar op de TV. Dat laat nog altijd diepe sporen na in ons denken hier in Europa over Afrika. Maar nu is Afrika ‘hot and happening’. Alle grote internationale consultancy firma’s schrijven het in lijvige rapporten: Afrika heeft de toekomst! Het continent van de ongekende groei, grondstoffen en arbeidspotentieel.

Tijdens Urban Africa, een symposium over verstedelijking in Afrika georganiseerd door het International New Town Institute (INTI) in het Nieuwe Instituut in Rotterdam, zagen we wat Nederlandse architecten en planners momenteel in Afrika doen en kregen we een indruk hoe de Afrikanen zelf werken aan hun steden. Zuid-Afrika – Kaapstad in het bijzonder – drukte een belangrijk stempel op deze dag waarop INTI zich afvroeg of men misschien kan leren van Europese New Towns en wat de rol van architecten en stedenbouwkundigen kan zijn bij de urbanisatie van Afrika.

De experts
Hoofdspreker op deze conferentie was zonder twijfel Edgar Pieterse, een Zuid-Afrikaan die leiding geeft aan het African Centre for Cities in Kaapstad. Een welbespraakte intellectueel met een indrukwekkende hoeveelheid publicaties op zijn naam. In zijn bijdrage toont hij de explosieve groei van de bevolking en steden in cijfers en laat zien dat alleen in Afrika deze groei niet per se gelijk opgaat met economische ontwikkeling. De combinatie van weinig fatsoenlijke banen, lage inkomens en geringe investeringen in publieke infrastructuur gedurende decennia heeft geresulteerd in ‘slum urbanism’. In Afrika wordt feitelijk weinig sturing aan urbanisatie gegeven, dus bestaat veel ruimte voor ‘informele verstedelijking’. Dat is slecht nieuws voor onze wereldwijde ambities op het gebied van duurzaamheid, want steden zijn de plek waar het gevecht voor duurzame ontwikkeling wordt beslecht. Uitdijende krottenwijken die inefficiënt met energie omspringen en veel mobiliteit generen helpen daar niet bij.
Omdat een groot deel van de bevolking alleen een laag en informeel inkomen geniet, kunnen ze zich geen fatsoenlijke huisvesting veroorloven en omdat ze geen belasting betalen, kan de overheid niet investeren in betere infrastructuur. Zonder basale infrastructuur geen basis voor duurzame economische groei. Daar ligt volgens Pieterse dan ook de sleutel tot verandering om een einde te maken aan wat hij nu constateert: een combinatie van het negeren van sloppenwijken en het scheppen van enclaves van elitestedenbouw. Een klassiek kip-ei verhaal, want om die infrastructuur met publieke middelen te kunnen aanleggen, moet eerst voldoende belasting binnenkomen.

Khayelitsha. Foto Penn Station

Lawrence Esho is een Keniaanse planoloog, onderzoeker en auteur en heeft acht jaar in de EU gewoond, is gepromoveerd in Leuven en kan uit ervaring vertellen over het verschil in perspectief tussen Westerlingen en Afrikanen. Hij begint zijn betoog bij de rol van voorouderlijke geesten en maskers in Kenia. Met de kolonisator kwam ook het Christendom en verloren geesten en maskers hun formele betekenis – in leiderschap, bij raadgeving en bemiddeling – in de maatschappij. Ruimtelijke planning in Kenia wordt sindsdien gebaseerd op buitenlandse denkbeelden en een proces van demaskering van traditionele Afrikaanse waarden ving aan. Tijdens de Britse overheersing werd aan Nairobi gewerkt aan de hand van koloniale blauwdrukken, recent drukken Chinezen en Japanners hun stempel op de ontwikkeling van de stad. Dat doen ze door eerst het onderzoek en het maken van het plan te sponsoren, om dat vervolgens zelf te komen uitvoeren. De lessen uit het buitenland komen altijd met verplichtingen.

Big unkown data
Veel cijfers en statistieken moeten we niet geloven, zo legt Ton Dietz (African Studies Centre, Universiteit Leiden) uit. Uitgezonderd over Zuid-Afrika en Nairobi zijn getallen en data maar een grove schatting. Hoeveel mensen in de steden wonen, weten we maar ongeveer. Als relatieve buitenstaander in dit gezelschap van ruimtelijk georiënteerde professionals deed hij een paar krasse uitspraken. “Poverty is here to stay”, dat lossen we voorlopig niet op. Om daaraan toe te voegen dat het een illusie is te denken dat de explosieve groei van steden rekening zal houden met duurzame denkbeelden uit het Westen. Hij benadrukt nog maar een keer dat vaak in de media over Afrika wordt gesproken alsof het een land is, terwijl het een heel erg groot continent, en meer een verzameling van steden dan van staten is. Met hele grote verschillen bovendien. Cairo lijkt in niets op Kaapstad en Nigeria is niet te vergelijken met Mozambique.
De vermeende trek naar de stad werd – vanuit Afrikaans perspectief – ook genuanceerd. Waar wij in Europa uitgaan van een definitieve verplaatsing van bewoners van het platteland naar de stad, is de band van de nieuwe stedeling met het rurale gebied van herkomst in Afrika vaak nog heel sterk. De trek naar de stad lijkt meer op een plek in de stad én een plek op het platteland. De Xhosa bevolking die in Kaapstad woont, gaat terug naar de Oost-Kaap om daar initiatierituelen te ondergaan, terug te keren voor feestdagen en – veelzeggend – begraven te worden.

Afbeelding uit: George Thompson, Travels and adventures in Southern Africa … comprising a view of the present state of the Cape Colony, with observations on the progress and prospects of British emigrants, 1827.

Bottom-up of top-down?
In aanpak werden de uitersten van het spectrum van top-down naar bottom-up wel gemarkeerd door de bijdragen van Rogier van den Berg, die voor UN Habitat vanuit Nairobi opereert en plannen maakt voor de onstuimige groei van vele Afrikaanse steden, en Ekim Tan die met haar Play-the-City-aanpak aan de slag is gegaan met lokale stakeholders voor een specifieke locatie in het township Khayelitsha in Kaapstad. Van den Berg denkt vanuit het UN Habitat vijf punten plan en pleit ervoor eerst de ongebreidelde uitbreidingen van steden te temmen met een orthogonaal stelsel van voldoende brede straten om vervolgens middels stadsaccupunctuur projectgewijs het bestaande stedelijke weefsel te verbeteren. Dat grid van straten wordt in alle steden op het continent uitgerold. Ironisch genoeg was dat eeuwen lang het eerste wat Hollanders deden als ze buiten Europa voet aan wal zetten: een orthogonaal grid neerleggen en een nederzetting uitrollen.
De vijf punten, voldoende ruimte voor straten en publieke ruimte, een mix van functies, sociale menging, voldoende dichtheid, en verbondenheid, sommen tevens de belangrijkste lessen van de Europese stad op. Lawrence Esho gaf aan alle punten te onderschrijven, behalve die ruime straten in dat grid. Misschien is dat voor hem geen vanzelfsprekendheid omdat steden met smalle straten koeler blijven in de verzengde hitte van de tropische zon? Hij lichtte zijn bedenking niet nader toe.
Tan volgt het omgekeerde proces, die gaat spelenderwijs bij de straatverkoper en de lokale bevolking te rade om daarna ook samen met overheid en ontwikkelaars het gesprek aan te gaan. Een goede basis voor bewustwording bij alle partijen voor de standpunten en wensen van anderen, maar implementatie vraagt nog wel om een volgende stap. De eindstand van het bordspel is nog geen realiseerbaar ontwerp. Saillant detail, de burgemeester van Kaapstad had zich tegen het spel gekeerd, maar het hoofd van de afdeling planning van Kaapstad Catherine Stone zette het experiment toch door.

Michelle Provoost vertelt met gepaste trots over het project Density Syndicate, waarbij ontwerpers uit Nederland en Zuid-Afrika samenwerkten aan drie locaties in Kaapstad. Het project werd samen met het African Centre for Cities van Edgar Pieterse georganiseerd en zal mede daarom de focus op hun thuisbasis Kaapstad hebben gekregen. Met “Increase density, mix programs and uses, increase access and connectivity, facilitate incremental growth, maximum engagement and self-reliance” somt ze de belangrijkste conclusies op, die dicht tegen het vijf punten plan van UN Habitat lijken te liggen.

Beijing Road, Nairobi

Learning from Africa
Voor veel Europeanen is Afrika een avontuurlijke bestemming. Onder het mom van kennis delen, wordt vooral kennis gebracht en veel minder kennis gehaald. De vraag is wie het best is uitgerust voor het oplossen van de ruimtelijke kwesties van de snelle Afrikaanse urbanisatie, de Europeanen of de Afrikanen? Wie gaat het probleem van de sloppenwijken in al die grote steden oplossen? Wie vertelt wat eigenlijk precies het probleem is? Van Westerlingen vraagt dat een oude bril af te zetten en enige bescheidenheid; goed luisteren en rekenschap geven van lokale identiteit.
Khalied Jacobs, partner in het Kaapse ontwerpbureau Jacupa (deelnemer aan Density Syndicate) gaf misschien wel het mooiste voorbeeld van hoe goed je moet zijn ingewijd om met een zinvol voorstel te komen. Gevraagd om een plan te maken voor een fietspad langs een belangrijke route in Khayelitsha, een van de meest veraf gelegen townships van Kaapstad, realiseerde hij zich dat hier een kans lag om van een door het apartheidsdenken bedachte lege bufferzone (infrastructuur als instrument om groepen te scheiden) achterkanten van gebouwen om te draaien en ze een voorkant te geven aan deze hoofdroute. De overheid werkte niet mee en de ontwerpers wezen de bewoners, via de wijkraad, zelf maar op het idee dat ze de voordeur ook naar de hoofdstraat konden draaien. Een B&B nam dat advies als eerste ter harte en doorbrak daarmee de muur van schuttingen die de straat zo naar maakte. Binnen de kortste keren volgden meer en inmiddels begint het een levendige stadsstraat te worden. Zowel de probleemanalyse, als de oplossing, als de implementatie had niet een-twee-drie door een Europeaan bedacht kunnen worden.

Het is misschien even wennen voor ons Europeanen, maar voor Afrika gelden we niet meer per se als voorbeeld. Het African Centre for Cities richt zich bijvoorbeeld op de andere Afrikaanse steden en als ze al buiten het eigen continent kijken voor referenties, is dat eerder naar Amerika of Azië. Maar uitwisseling van kennis is natuurlijk altijd nuttig en misschien moet het volgende congres gaan over de lessen die Europese steden kunnen leren van Afrikaanse urbanisatie en laten we dat congres dan organiseren in Maputo of in Windhoek.