Feature

Een nieuw leven voor het Glaspaleis

Eén van de parels van de moderne architectuur in Nederland, het voormalig warenhuis Schunck, beter bekend als het Glaspaleis in Heerlen, zal worden gerestaureerd. Het in 1936 opgeleverde gebouw van architect Frits Peutz is in de jaren zeventig uiterst liefdeloos verbouwd. Even gingen er zelfs stemmen op om het maar te slopen. Onlangs heeft de gemeente Heerlen het pand aangekocht en zal het gebouw op de monumentenlijst worden geplaatst. De architecten Jo Coenen en Wiel Arets, beiden grote bewonderaars van Peutz, hebben een gezamenlijk plan voor restauratie en verbouwing tot een cultureel centrum opgesteld. Bij realisatie zal de toekomst van het Glaspaleis voor een lange termijn veilig zijn gesteld.

F.P.J. Peutz (1896-1974) is lange tijd een 'vergeten meester' geweest. De oorzaak hiervoor lag deels in het feit dat zijn uitgebreide oeuvre in Limburg en vooral in Heerlen tot stand kwam en zich dus buiten het geografische centrum van de moderne architectuur in het westen van het land bevond. Maar een even belangrijke oorzaak is het feit dat Peutz' werk een breed scala aan moderne vormconcepten, soms in combinatie met historische vertoont. Hij was daarmee moeilijk te plaatsen binnen de strenge kaders van de verschillende moderne stromingen van de periode 1920-1940. Pas na zijn dood in 1974 kwam er een herwaardering op gang, mede dankzij de uitvoerige publicatie van zijn werk in 'F.P.J. Peutz architekt 1916-1966' van Wiel Arets, Wim van den Bergh en William Graatsma uit 1981.

Het Glaspaleis past zonder meer binnen de traditie van het functionalistische Nieuwe Bouwen. Opdrachtgever Arnold Schuck voorzag de toekomst van zijn winkelbedrijf als een stapeling van 'hangende markten', die door middel van grote glaswanden worden beschermd tegen atmosferische invloeden. Deze grote glaswanden zijn karakteristiek voor het gebouw. De open structuur van de vloeren wordt bereikt door een stelsel van betonnen paddestoelvloeren met fraaie ronde kolomkoppen. Op het dak liet Schunck een penthouse voor zichzelf bouwen. Ten behoeve van de ventilatie ontwierp Peutz een ingenieus systeem van natuurlijk ventilatie.

In het reconstructievoorstel van Arets en Coenen wordt de historische situatie als uitgangspunt genomen. De restauratie is erop gericht de elementen die recent zijn aangebracht te verwijderen en het oorspronkelijke ontwerp, voor zover de nieuwe functie en de huidige regelgeving dat toelaat, te reconstrueren. Het nieuwe cultureel centrum zal plaats bieden aan een foyer en Grand cafe op de begane grond, het creatief centrum Hee-Art, de muziekschool, een Filmhuis en expositieruimten voor het Vitruvianum (studiecentrum voor architectuur) en de Stadsgalerij (museum voor moderne kunst). De ruimten voor het Filmhuis en een groot deel van de lokalen van de muziekschool zullen worden ondergebracht in een langgerekt, nieuw bouwdeel dat zich, gedeeltelijk ondergronds, uitstrekt aan de achterzijde van het Glaspaleis. De stedebouwkundige situatie rondom de Paucratiuskerk wordt hierdoor sterk verbeterd.

Als de plannen doorgaan, dan zal een belangrijk voorbeeld van vooroorlogse moderne architectuur op het nippertje zijn gered, het centrum van Heerlen zal een belangrijke impuls krijgen en de onduidelijke stedebouwkundige situatie rondom het Glaspaleis wordt sterk verbeterd. Een klein hobbeltje staat dit alles nog in de weg; er ontbreekt nog circa tien miljoen op de totale begroting van dertig miljoen. Gezien de enorme culturele en maatschappelijke winst die met dit project valt te behalen, moet dat geen echt probleem zijn en kan het herboren Glaspaleis rond de eeuwwisseling in zijn oude glorie worden heropend.