Feature

Landschap als identiteitsdrager

Onder de welluidende titel Power of Place vertrok de achtste Fonds BKVB studiereis dit jaar richting de Verenigde Staten om er de betekenis van het landschap en de openbare ruimte te bestuderen. De queeste startte in New York City en leidde de groep via de Hudson River Valley, Washington DC, Virginia en Chicago naar Arizona.

De reis had een brede insteek en kende vele (sub)thema’s, variërend van de gestuurde stadvernieuwing in Hell’s Kitchen tot particuliere verbouwingen in Levittown, van giflandschappen langs de Hudson tot de tuin van Dumbarton Oaks. Een scala aan projecten werd bezocht aangevuld door evenzoveel interessante ontmoetingen met vakgenoten en andere professionals. Door deze breedte is het ondoenlijk alle opgedane ervaringen, ontmoetingen en thema’s op deze plek evenveel aandacht te geven, vandaar een ernstige beperking tot enkele persoonlijke hoogtepunten en impressies aan de hand van de rode draad: power of place.

Welke identiteit of betekenis kan aan het onderliggende landschap ontleend worden? Amerika is een jong land met een hevige maar korte historie (als men de respectabele geschiedenis van inheemse volken buiten beschouwing laat). Met het opschuiven van de frontier (grens van het door de kolonisten ontgonnen gebied) en de hiermee gepaard gaande enorme honger naar land is de verhouding tussen mens en landschap veranderd. In de beginfase was het ‘ongerepte’ land nog een willig thema voor de landschapsschilders van de Hudson River School: arcadische taferelen waarin de ‘onschuldige’ westerse mens zich als pionier vestigt. Deze door Europeanen vaak als achterlijk afgedane kunstwerken hebben een niet te onderschatten rol gespeeld bij de identiteitsvorming van de jonge natie. Ook de contemporaine Amerikaan leeft, volgens de Franse filosoof Baudrillard, in een door beeldcultuur gecreëerde illusie van werkelijkheid. De mentale en fysieke afstand tot het oorspronkelijke lijkt onoverbrugbaar groot in dit land van Disney en Coke. Ondanks deze afstand keert het landschap dikwijls op ingenieuze wijze terug in de bezochte steden.

Binnen de gridstructuur die in de Amerikaanse stedenbouw domineert heeft het groen een structurerende rol gespeelt in de stadsontwikkeling, met name aan de Oostkust. Hier zijn de parkways bedacht, groene aders die de stad en haar parken met elkaar en met het buitengebied verbinden. In het begin vooral recreatief bedoeld, later ook als ontginningsas voor suburbia. De schaal van het stedelijk groen is ongekend groot. Desondanks zijn in de stad van Jane Jacobs en William Hollingsworth Whyte nog steeds grote delen verstoten van enige vorm van (groene) publieke verblijfsruimte. Grassroot organisaties zoals de Green Guerillas, CENYC en Green Thumb spelen hier op in door community gardens aan te leggen op braakliggende terreinen. Dankzij de inzet van betrokken buurtbewoners wordt groene ruimte op de stad heroverd. Dit utopische idealisme heeft in de Lower East Side geresulteerd in een scala aan groene tuinen, in gebruik variërend van moestuin tot speelplaats. Doordat de overheid het laat afweten is voor enkele tuinen financiering gezocht bij commerciële partijen zoals Disney. Problemen (o.a. overlast door junks en hondenbezitters) worden tegengegaan door de tuinen te omheinen. Hiermee is de toegang afhankelijk geworden van de beperkte aanwezigheid van een vrijwillige toezichthouder met sleutel.

boerenmarkt in Chicago

Complementair aan de opkomst van urban gardening is de backwards movement van de landelijk gelegen Community Supported Agriculture boerderijen. Op verantwoorde wijze, vrij van de gebruikelijke gmo’s (genetic modified organisms) worden streekeigen gewassen verbouwd en wordt vee geteeld. De boer verkoopt zijn producten vaak zelf op een van de vele boerenmarkten in de stad. Met abonnementen kunnen burgers ook participeren in de bedrijfsvoering in ruil voor (h)eerlijk voedsel. Deze in de jaren zestig vanuit Japan overgewaaide beweging kent inmiddels enkele honderdduizenden deelnemende Amerikaanse huishoudens en groeit nog steeds.

In het kader van de Nederlandse Belvedere-regeling werd tijdens de studiereis ook de nodige aandacht besteed aan de omgang met erfgoed. Niet alleen het landschap, ook historie speelt een rol binnen de identiteit van een plek. Het westerse streven naar perfectie ontaardt hier overzee in een ontkenning van het verval. Een buitengewoon staaltje hiervan is het landschap van de West Point Foundry te Cold Spring. De site van deze voormalige ijzergieterij (die een doorslaggevende rol speelde tijdens de Amerikaanse burgeroorlog) is wegens vervuilde grond twaalf voet diep uitgegraven, waarna boom voor boom alles is gereconstrueerd. Zodra de nodige fondsen binnen zijn zal ook de bebouwing gereconstrueerd worden, desnoods met gebruik van plastics. Om niet alleen afhankelijk te zijn van gulle gevers ontwikkelt initiatiefnemer Scenic Hudson momenteel een grootschalig hotelcomplex.

Het Wupatki National Park

Een belangrijke les is dat landschapsarchitectuur meer moet zijn dan louter decoratie. Als landschapsarchitecten serieus genomen willen worden zullen ze zich veel meer moeten mengen in het maatschappelijk debat en vooral buiten de gebaande paden durven treden. Een groep landschappers in Amerika propageert momenteel het Landscape Urbanism: de wereldwijde tendens is dat steden zich vooral horizontaal ontwikkelen in plaats van verticaal, en in steeds lagere dichtheden. Het landschap moet daarom sturend worden binnen de ruimtelijke ordening. De betekenis die aan een plek gegeven kan worden gaat dieper dan de verschillende fysieke lagen waaruit een bodem is opgebouwd. De power of place is een krachtenveld van financiële belangen, eigendomsverhoudingen, historische lagen, idealen en politieke omstandigheden die tezamen een identiteit bepalen. Een goed ontwerper weet met al deze aspecten om te gaan en als bemiddelaar het beste plan te realiseren.

Aan de randen van de Grand Canyon rest niets anders dan ons te vereenzelvigen met alle andere toeristen. Ongegeneerd wordt aan het einde van de reis genoten van dit adembenemende natuurwonder. Hierna volgt een kilometerslange, maar in beleving te korte en afstandelijke, busrit dwars door adembenemende landschappen: een lava-uitstorting, een indianenreservaat en vooral eindeloos lijkende onherbergzaamheid. Met een tourist gaze in de ogen schieten we onze laatste filmrolletjes vol. Het ongrijpbare en sublieme van dit landschap laat zich niet beschrijven, ook dit is Amerika. Bernard-Henry Lévi citerend: duizelingwekkend!

Malcolm X Park (Washington DC)

Congressional Cemetery (Washington DC)

kunstwerk van Anish Kapur in het Millenium Park, Chicago (kosten: 23 miljoen dollar)

daktuin City Hall (Chicago)

Een bijzondere vermelding verdient het Malcolm X Park in de hoofdstad. Dit begin vorige eeuw in de geest van de city beautiful movement aangelegde park is door het aanbreken van de Tweede Wereld oorlog onvoltooid gebleven. In de naoorlogse jaren wachtte het cruciaal gelegen park hetzelfde lot als veel andere gebrekkig onderhouden openbare ruimten en veranderde langzaamaan in een no-go-area. De moord op een tiener vormde voor enkele buurtbewoners de aanleiding om het tij te keren. Er werd een actiegroep opgericht waarvan de deelnemers om beurten in het park patrouilleerden met als voornaamste wapen: ‘say hello to everyone you meet’. Wat niemand verwachtte gebeurde, er ontstond contact tussen de verschillende gebruikersgroepen in het park en gezamenlijk werd het Malcolm X Park opgelapt. Onlangs heeft zelfs de lokale overheid interesse getoond door het park weer in beheer te nemen. Of dit een goede ontwikkeling is betwijfelt de actiegroep. Het park wordt nu ontsiert door talrijke gemeentelijke verbodsbordjes, de huizenprijzen stijgen en gentrification dreigt.

De openstelling van de Congressional Cemetery is het gevolg van een ander burgerinitiatief in dezelfde stad. Deze in verval geraakte begraafplaats wordt nu beheerd en onderhouden door vrijwilligers. Inkomsten worden verkregen uit lidmaatschap. Leden (buurtbewoners) mogen tegen betaling op de begraafplaats picknicken of er hun hond uitlaten. De aanwezigheid van een gemotiveerde achterban is doorslaggevend voor het succes van bottom-up geïnitieerde projecten.

Het landschap kan ook ingezet worden voor city branding, ontdekte men in Chicago. Het peperdure Millenium Park heeft zichzelf inmiddels indirect terugverdient door een enorme toeristische en economische spin-off. Naast geniale kunstwerken zijn hier in plantvakken gestileerde stukjes prairie nagebouwd. Het verlangen naar contact met de oorspronkelijke natuur is zo groot dat de burgemeester op het dak van de Chicago City Hall een prairievegetatie heeft laten aanbrengen, compleet met bijbehorende insecten. Het idee is dat gebruikers van de omringende hoogbouw, die op deze daktuin neerkijken, het voorbeeld gaan volgen. Het succes van beide paradepaardjes steekt echter schril af tegen Chicago’s veelgeprezen stedelijke groenstructuur die momenteel in beginnende staat van verloedering verkeert.

Welke lessen zijn er uit deze reis te trekken? Een vraag die niet eenvoudig te beantwoorden is door de veelheid aan impressies en de uiteenlopende thema’s. Wat blijft hangen zijn allereerst de fantastische metropolitaanse groenstructuren die steden als Chicago, Washington en Boston dooraderen. Tegelijk bieden de vele informele burgerinitiatieven, zoals hierboven summier beschreven, stof tot nadenken over de toekomst van de ruimtelijke ordening in Nederland. Ook de inmenging in beheerkwesties en de sponsoring van openbare ruimten door het bedrijfsleven of rijke burgers zijn spannende ontwikkelingen, zeker in tijden dat vanuit de Nederlandse overheid steeds minder zorg voor de buitenruimte valt te verwachten. Hoopgevend is het optimisme van eigenzinnige bureaus als D.I.R.T (Dump It Right There) Studio dat het gevecht met het grootkapitaal durft aan te gaan. In Nederland is vanuit de vakwereld nauwelijks tegengeluid hoorbaar als antwoord op de voortgaande decentralisatie en uitverkoop.

Colonial Williamsburg in 2007

Een andere manier van omgang met erfgoed is Colonial Williamsburg (Virginia). Lopend over Mainstreet in dit geënsceneerde dorpje waant men zich terug in het koloniale tijdperk. De geschiedenis wordt om nostalgische of nationalistische redenen zodanig geromantiseerd dat niemand meer weet wat echt en oorspronkelijk is. Deze vorm van behoud door ontwikkeling lijkt vooral bedoeld om zoveel mogelijk toeristen te treken en winst te maken. Pas sinds 1999 wordt hier ook het Afro-Amerikaanse verhaal van de geschiedenis verteld. De bouwstijl met witgeverfde cottages en alle daarvan afgeleide varianten heeft zich ondertussen als een besmettelijke ziekte over het continent verspreid en domineert nog steeds het woonaanbod op het platteland en in suburbia.

uitzicht op de vergankelijkheid – Pier D (Manhattan)

bedrijfsleven investeert in buitenruimte (Hudson River Waterfront Park, Manhattan)

Veelbelovender voorbeelden van hoe men met erfgoed om kan gaan waren eerder bezochte projecten op Manhattan, zoals de Highline (een in onbruik geraakt, verhoogd liggend spoor dat als park zal worden ingericht) en Pier D (waar oude haveninstallaties gecontroleerd aan het verval worden overgelaten om uiteindelijk weg te spoelen naar zee).

Een ‘landschap van het geheugen’ van een heel andere orde vormt het landgoed Monticello (Virginia), evenals de nabijgelegen University of Virginia gesticht en ontworpen door Amerika’s meest veelzijdige president Thomas Jefferson. Jefferson (1743 – 1826) legde niet alleen de fundamenten voor een democratische staat maar haalde ook het Palladianisme naar Amerika.

Democratie betekend in Amerika niet dat iedereen evenveel rechten heeft. Dat is ook zichtbaar aan de staat van de publieke ruimte in een stad als New York. Vele miljoenen dollars worden besteed aan het toegankelijk maken van de rivieroevers (o.a. Battery Park). Het beschikbare budget voor onderhoud is momenteel, voor Amerikaanse (en ook voor Nederlandse) begrippen, ongekend hoog. Niet iedereen profiteert daarvan. Het besef dat een kwalitatief goede openbare ruimte de waarde van het aangrenzende vastgoed beïnvloed is groot. In minder goed gesitueerde wijken en buurten, zoals de eerder genoemde Lower East Side, wordt dus ook niet meer geïnvesteerd. In Washington DC is dit onderscheid nog extremer. Letterlijk op een steenworp afstand van de aan ‘The Mall’ gelegen regeringsgebouwen begint de ellende. Geld voor onderhoud wordt hier ongetwijfeld rechtstreeks doorgesluisd naar het ministerie van Defensie.