Opinie

Hedendaags design lijdt aan een ernstige vorm van vraatzucht

Eind januari publiceerde de website Dezeen een column van architect Sam Jacob. Hierin beschrijft hij de wijze waarop sites als Dezeen de sluizen hebben geopend voor een vloedgolf van design (architectuur, productontwerp etc.) en bespreekt de invloed van het eindeloze spervuur van designplaatjes op onze designcultuur.

printscreen van webpagina Dezeen

Hedendaags design lijdt aan een ernstige vorm van vraatzucht. Het gaat hier om die moderne vorm waarbij de patiënt zich maar blijft volstouwen met beelden en informatie totdat er schadelijke niveaus worden bereikt. De meest opvallende klachten zijn chronisch braken en ernstige verstopping. Met andere woorden: design kan niets meer binnenhouden maar ook niets verteren.
Het hoogglansdieet van de ontwerpwereld is ongelooflijk vet en tegelijk zo waterig als gort. Het zorgt voor een vreemde lichaamsgroei van kwabbige corpulentie en graatmagerheid – alsof de patiënt tegelijkertijd aan anorexia en vetzucht lijdt. Hedendaags design gedraagt zich als in een Romeins vomitorium: alles wordt doorgeslikt als een vluchtige pleziertje en vervolgens weer uitgebraakt om plaats te maken voor de volgende gang. Niets wordt verteerd.
‘The medium is the message’, zoals we maar al te goed weten. Dus als we een glimp willen opvangen van de in nevelen gehulde hedendaagse designcultuur, dan moeten we kijken naar de media waar design zich van bedient. De kaders die we gebruiken voor 'design' zijn niet transparant: het zijn mechanismen waarmee we een ontwerpcultuur construeren rond de massa aan goederen die we met zijn allen produceren. Misschien is het dus ook niet zozeer de designwereld zelf die schuldig is aan de toestand waarin ze zich bevindt.

Er was een tijd dat design nog gecatalogiseerd kon worden. Objecten konden worden geteld en geduid, en werden bijeengebracht in series die een verhaal vertelden. Denk maar aan de manier waarop instituten als het Victoria and Albert Museum in Londen en het MoMA in New York verhalen en designideologieën bedachten aan de hand van de objecten die ze verzamelden en tentoonstelden. Evenals het vakblad, functioneerde het museum als een specifiek medium voor design. Van het eind van de negentiende eeuw tot in de twintigste eeuw kwamen musea en vakbladen op de proppen met begrippen en bewegingen variërend van Arts &Crafts tot Modernisme, Brutalisme en Postmodernisme. Die waren zo invloedrijk dat we ze tot op heden nog kunnen traceren.
Die curatorale kaders, ooit krachtig en invloedrijk, zijn inmiddels nietige zeefjes in een vloedgolf van design. Het is niet dat de musea kleiner zijn geworden, maar het design kreeg monsterlijke afmetingen en was niet meer te tellen of te ordenen. In volume en schaal is design alle vorige stadia ontgroeid. Het barst uit de voegen van de definitie die we er ooit voor bedachten en kan schijnbaar onmogelijk nog op een pagina of in een museumzaal worden ingekaderd.  
Designcultuur stroomt nu door een nieuw type medium als een eindeloze vloed van glossy plaatjes, kolkend door oliegladde digitale afvoerpijpen. Mogelijk is Dezeen zelf ook een schoolvoorbeeld van die nieuwe media waarmee we design tot ons nemen. En daarmee, zo zou ik willen beweren, is het ook een site waar de hedendaagse designcultuur tot stand wordt gebracht. Maar wat is die nieuwe designcultuur eigenlijk? Hoe kan zoiets als cultuur nog bestaan in deze stroom van photoshop-incontinentie?

Dezeen is een designmedium dat digitaal geboren is. Het is niet de internetschaduw van een voorheen fysieke instelling, maar een initiatief dat op zichzelf staat. Het is ontstaan uit het type communicatie dat in de journalistiek vroeger achter de schermen plaats vond. De simpele truc was de persberichten die massaal aan journalisten worden gestuurd zo snel mogelijk op een publiek toegankelijke plek te brengen, bevrijd van alle formats en beperkingen van traditionele media. De structuur en logistiek van Dezeen komen voort uit de protocollen van elektronische communicatiesystemen: items wordt geordend op datum, getagd en bijeengebracht in een content managementsysteem.
Wie er doorheen scrollt wordt al snel misselijk van de meedogenloze glossy opdringerigheid en raakt afgestompt voor de inventiviteit en verbeeldingskracht van de ontwerpers. Maar terwijl we naar ademhappen, bijna verdrinkend in die peilloze oppervlakkigheid, moeten we ook toegeven dat dit het resultaat is van onze eigen collectieve hunkering. Het is een hedendaagse hunkering met als resultaat een bizarre poel van spullen. En in die poel woedt een ‘perfect storm’ die het individualisme van design samenbrengt met de platte hiërarchie van de digitale wereld, versterkt door een razende draaikolk van content.

Hoewel we er niet goed van worden, heeft het eindeloze spervuur van designplaatjes en ideeën op onze schermen ook interessante effecten op de designcultuur. Het bevrijdt ons van de traditionele bevoogding van de curator en de redacteur en biedt de designer (mits hij door de selectie van Dezeen heen komt natuurlijk) meer mogelijkheden om zich direct en ongehinderd tot de wereld te richten – hoe dat verder ook uitpakt. Door zijn format, snelheid en omvang is Dezeen ook in staat om traditionele scheidingswanden af te breken, dat is simpelweg de aard van het beestje. Veel vaker dan in de musea of de vakbladen, staan studenten en afstudeerders hier schouder aan schouder met oude, gevestigde namen. Maar tegelijkertijd zien we dat kritiek hier wordt gereduceerd tot een metrisch systeem van hits, likes en retweets. In vaak bijna onleesbare commentaren zien we een obsessie met ouderwetse, predigitale (zelf premoderne) ideeën over authenticiteit en originaliteit waarbij de toon dikwijls paranoïde is en agressief. Onze visie op design wordt dus steeds breder, maar tegelijkertijd begrijpen we er steeds minder van. In het beeld dat we hebben van design weerspiegelen zich de media waarmee we design tot ons nemen.

Dezeen en zijn digitale neefjes vertegenwoordigen een nieuwe vorm van digitale designcultuur. Ze kenmerken zich door een totale en meedogenloze gelijkwaardigheid, een verhaal zonder onder- en bovenkant, begin of einde. Ze zijn post-museum en post-vakblad . Met andere woorden: deze sites zijn plekken waar alles mogelijk is en nooit iets gebeurt. Hoewel ze een aantal aangeboren digitale kenmerken gemeen hebben met andere culturele netwerken (van Wikileaks tot Fan/Fic om er maar twee te noemen) staan Dezeen en haar navolgelingen en gebruikers, nog wel voor de taak om een even verfijnde versie van digitale designcultuur te ontwikkelen. In plaats daarvan, zien we dat designers hier een karikatuur maken van hun eigen rol,d oor dingen te ontwerpen die we als design herkennen en te praten zoals men verwacht dat designers praten. We zien objecten en gebouwen die versies lijken van andere objecten en gebouwen die we al heel vaak hebben gezien, dingen die passenbij de verhalen van de oude media. Schimmen uit het designverleden blijven ons maar achtervolgen en het lukt ons nog altijd niet om onze roestige oude wapenuitrusting af te werpen.

Het is nog erger, want we hebben het vermogen van de oude media om vorm en betekenis te geven aan de werelden die design produceert, inmiddels al wel overboord gegooid. En zonder die verhalen en een richting voor de designcultuur, blijven we nu hangen in een cirkelgang van dezelfde beelden, dezelfde vervelende heroïek, dezelfde banale schoonheid, dezelfde oudbakken verbeeldingskracht. Om Orwell te parafraseren: als je een beeld wilt hebben van de toekomst van design, stel je dan een scherm voor dat beelden uitbraakt over een menselijk gezicht – voor altijd.