Recensie

Driehoeksverhoudingen met pit

deSingel in Antwerpen presenteert het werk van Architecten De Vylder Vinck Taillieu. Een krachtige expo die heen en weer slingert tussen Wunderkammer en intentieverklaring. Eerder dan tonen, wil de tentoonstelling het bouwen ondervragen: plichtwerk dus voor architecten, een fascinerende flipperkast voor de leek.

Architecten De Vylder Vinck Taillieu (ADVVT) is naast OFFICE KGDVS en Julien De Smedt op korte tijd hèt Belgische architecturale exportproduct bij uitstek geworden. Herzog & de Meuron verzocht ADVVT om mee te stappen in het ORDOS 100-project en door Kazuyo Sejima werden ze geselecteerd voor de laatste architectuurbiënnale van Venetië. Gedurende tien jaar en werkend in de luwte als medewerker bij Stéphane Beel, vormde het kantoor zich rondom de figuur van Jan De Vylder, waarbij verschillende personeelswissels tot de huidige kernbezetting leidden. Dit vroege retrospectief lijkt dan ook een beginselverklaring. Alsof het bureau finaal de stap van verkennen naar bouwkundig statement wil zetten aan de hand van uitgebreide greep in het archief. De tentoonstelling ‘Over’ toont in zeven compartimenten een minutieus georkestreerde architectuurtaal en markeert ADVVT als een praktijk die vergeten bakens terug op de kaart wil zetten.

Opmerkelijke vaststelling: je wandelt niet zomaar een tentoonstellingszaal binnen, maar loopt de geur van een constructiemateriaal tegemoet. De expositieruimte wordt namelijk in afgemeten driehoeken verdeeld door middel van gelamelleerde houtskeletwanden die ruiken als een bos. Een vooraf bepaalde route is er niet, de twee bestaande ingangen lijken eerder gaten van een kijkdoos dan het begin van een parcours. En ook het grondplan van de expositie – een geplette Möbiusband die symmetrisch werd doorgeknipt – suggereert veeleer een non-lineair overzicht dan een logische route. Samen met de her en der opduikende spiegelmuren, halve doorkijken en mysterieuze bovenschriften bij elk van de zeven ’themakamers’ die de zaal opdelen, lijkt het de bedoeling de bezoeker met opzet te laten verdwalen. Niet zozeer in de wirwar van mogelijke wandelingen langsheen de forse houten structuren, maar vooral in de vele invalshoeken die het gepresenteerde oeuvre hem aanreikt.

Over dat oeuvre valt heel wat te zeggen. Gemakkelijke noemers zouden ‘Lucien Kroll bezoekt de 21e eeuw’, of ‘een esthetiek van het gewone’ kunnen zijn. Wanneer men het vele materiaal echter van dichterbij bekijkt, merkt men dat ADVVT als een soort ambachtelijk architectuurlaboratorium functioneert; geboeid door het minuscule omwille van zijn voelbare doorwerking in het macroscopische. Ergens op een wand kleven de letters ‘C.B.’, verwijzend naar de Roemeense kunstenaar Constantin Brancusi, en daarmee meteen ook naar een van de voornaamste drijfveren van het bureau. ‘Materiaalfetisjisme’ klinkt natuurlijk behoorlijk fout, maar toegepast op de fascinaties die hier van elke schets, collage, maquette en foto afketsen, kan men niet anders dan vaststellen dat de gebouwen van ADVVT voortkomen uit de nauwgezette interacties van structuren en materialen. Zoals Brancusi uit de gewichtloze ontmoeting van hout en steen ruimtelijke totems optrok, zo slagen De Vylder & Co. erin om de doorgaans weggepleisterde confrontaties van ongelijke texturen, ritmieken en patines als dragers van hun gebouwen te gebruiken. Deze expo imponeert dan ook omdat hij de exploratiedrift en fijnzinnigheid laat zien die gestalte geeft aan de begeesterende constructies van ADVVT.

Dat maniakale ontrafelen resoneert als een visuele sample door de tentoonstelling: schetsen tonen kinderlijk plezier de meer uitgewerkte collages compositorisch meesterschap, de gedetailleerde maquettes (zoals het abstracte rood-blauw spiegelende ORDOS-schaalmodel) een bijna tastbare evocatie van hoe de architecten het leven in hun woningen voordromen. Zelfs de minst glamoureuze bouwdelen – een glaslat, een latei, een ruitlei – krijgen een verfrissende invulling, terwijl de architecten op gebouwschaal intrigerende evenwichtsoefeningen uitproberen: spiegels versieren dakkapellen, ramen worden speels verdeeld in  Mondriaan-aandoende vlakken, een woning waar een boom door groeit krijgt een draagstructuur in de vorm van een betonnen stam met takken. Alles roteert rond het standvastige middelpunt van sober experiment ten dienste van aansprekende ruimtelijkheid, met een kracht die ook het totaalbeeld van deze expo bepaalt. Zo zijn de wanden verdiepingshoge tableaus met een vuurwerk aan beelden die je brutaal aan blijven staren.

Net die brutaliteit zorgt voor bedenkingen, zowel uitgesproken als tegenstrijdig. Of deze architectuur van elegant simplisme bijvoorbeeld school zal kunnen  maken nu bouwtechnologie en door ecologische motieven gestuwde rekendrift de nieuwe leidraden vormen? Of hoe het reguliere bouwen te klasseren naast dit haast antiquarische zoeken naar vorm en ruimte. Daartegenover staat een al even dwarse gedachte: waar eindigt het bouwen en waar begint de installatiekunst? Want hoe exemplarisch ook, het werk van ADVVT beweegt zich flirterig op deze grens; daar waar via de kwinkslag  een weg naar de realiteit wordt gezocht. Maar kan die theatraliteit – hoe intrigerend ook voor ontwerpers – uiteindelijk bouwkundig erfgoed gaan genereren? En wel zonder dat het handschrift in plaats van een stijl, gewiekst recidivisme wordt?

‘Over’ is evenwel overduidelijk: het voorbije decennium ontpopte ADVVT zich met een productie van uitmuntend niveau en een ontegensprekelijke visie omtrent bouwen. Een strategisch geplaatste foto – cruciaal voor het bureau – illustreert daarbij een fundamenteel dilemma. Hij toont een anonieme muur met daarop een geschilderd werk van Sol LeWitt, onhandig doorkruist door een elektrisch snoer en een te grote schakeldoos. De liefde van de ontwerpers voor dit dubbelzinnige beeld stamt haast zeker uit hun hang naar het toevallige, maar symboliseert tezelfdertijd een weifelende stellingname: tussen die van bouwmeesters en die van geinige jongleurs.