Recensie

Een hernieuwd bezoek aan de Smithsons

Bij NAiM/Bureau Europa is tot en met 25 maart de tentoonstelling Alison & Peter Smithson, The Art of Inhabitation te zien. Het is een frisse remake van een tentoonstelling die acht jaar eerder in Londen en Rotterdam te zien was.

Alison & Peter Smithson, The Art of Inhabitation Bureau Europa

De basis van ‘The Art of Inhabitation’ is de tentoonstelling ‘From the Home of the Future to a House of Today’ die onder meer in 2004 in Witte de With (Rotterdam) te zien was. Uitgangspunt vormen de particuliere woonhuizen die het architectenechtpaar Alison (1928-1993) en Peter (1923-2003) Smithson heeft ontworpen. Het zijn voornamelijk studies en prijsvraaginzendingen, slechts een enkele is daadwerkelijk gerealiseerd. Deze papieren architectuur is aantrekkelijk omdat ze begrepen kan worden als ruimtelijke vertalingen van hun veelvuldig op schrift gestelde ideeën en opvattingen; meer dan de gebouwde realiteit waar praktische zaken toch vaak nopen tot compromissen.

In ‘From the Home of the Future to a House of Today’ werd getracht de woonhuizenontwerpen en de door hen ontworpen meubels een kader te geven door onder meer verbanden te leggen naar het drie-generatie-model van de Smithsons (waarbij ze Mies van der Rohe als vertegenwoordiger van de eerste generatie beschouwde, Ray en Charles Eames als de tweede generatie en zichzelf als representanten van de derde generatie), en hun fascinaties voor ontwerpstellen als Charles en Ray Eames, en Charlotte Perriand en Jean Prouvé. De tentoonstelling was prachtig, maar de verbanden waren niet overal even sterk uitgewerkt.

‘The Art of Inhabitation’ laat een accentverschuiving zien ten opzichte van de FHF-tentoonstelling. De nadruk ligt nu sterker op de kunst van het bewonen. De Smithsons beschouwden het huis als een bijzondere plek die moet passen op de locatie, kan voorzien in de dagelijkse levensbehoeften én zich aanpast aan de afzonderlijke gebruikspatronen van de bewoners: het huis als schil dat aan de bewoners alle ruimte laat voor toe-eigening.
Het verhaal concentreert zich rondom twee thema’s uit het werk van de Smithsons: As Found (als aangetroffen) en The Container and the Contained (de houder en de inhoud). Het basismateriaal van FHF – de panelen met ontwerpen en toelichtingen, maquettes en de meubelontwerpen van de Smithsons– is aangevuld met voorwerpen als manuscripten, plakboeken en geknutselde objecten uit de familiecollectie van de Smithsons en de persoonlijke collectie van curator Max Risselada. Deze tweede laag laat een verband zien tussen As Found, de verzameldrang van Alison, de woonhuisontwerpen, en The Container and the Contained.

De tentoonstelling in Maastricht opent met foto’s van de installatie Patio & Pavilion, die te zien was op de pop art tentoonstelling ‘This is Tomorrow’ van 1956. Dezelfde tentoonstelling waarvoor Richard Hamilton zijn beroemde collage Just What Is It that Makes Today’s Homes So Different, So Appealing? maakte. Patio & Pavilion bestond uit een door de Smithsons ontworpen schuurachtige constructie, waar in, op, en omheen door fotograaf Nigel Henderson en kunstenaar Eduardo Paolozzi gevonden objecten als stenen, scherven en fietswielen waren geplaatst die de basisbehoeften van de menselijke habitat moesten verbeelden. Op een van de foto’s zijn vier mensen te zien die naar de installatie kijken. De gezichten verraden verwarring over welke betekenisvolle verbanden de kunstenaars hier willen leggen.

Op ‘The Art of Inhabitation’ hangt ook de originele presentatie van de Valley Section Grid die de Smithsons in 1956 presenteerden op het CIAM congres in Dubrovnik. Op de presentatie zijn voorstellen voor woning- en verkavelingstypen in een suburbane setting te zien. Hiervoor werden bestaande typologieën geherinterpreteerd. De gedachte hierachter was dat door deze werkwijze de sociaal maatschappelijke kwaliteiten die aan bestaande typologieën werden toegeschreven, met name het straatleven, behouden konden worden – de praktijk bleek iets weerbarstiger.

Zoals Patio & Pavilion en de Valley Section Grid laten zien was As Found voor de Smithsons een manier om het alledaagse opnieuw te bekijken en open te staan voor het idee dat prozaïsche zaken ontwerpinventies van nieuwe energie kunnen voorzien. Een andere manier voor de Smithsons om het alledaagse en herinneringen bij elkaar te brengen en er iets nieuws van te creëren, was het maken van plakboeken. Op de tentoonstelling in Maastricht is een van Alisons plakboeken uit het begin van de jaren vijftig te zien. De pagina’s vol ogenschijnlijke ongeordende afbeeldingen moesten nieuwe verbanden en betekenissen uitlokken. Het illustreert ook hoe persoonlijk deze verbanden en betekenissen zijn, voor een buitenstaander is het moeilijk ze te lezen.

Heel haar leven bleef Alison collages en objecten maken, plakboeken vullen, en de eigen woning decoreren voor bijzondere gelegenheden, ‘to change the mood of the place‘. Op de tentoonstelling zijn interieurfoto’s te zien van Cato Lodge, het huis in Londen waar de Smithsons van 1970 tot 2003 woonden en werkten. Ze tonen kamers vol ‘dingen’: witte stenen bustes die hoedjes en mutsen hebben opgekregen, Japanse papieren vlaggen in de vorm van een vis, aardewerkbeeldjes van Peter Rabbit en Benjamin Bunny. Overal staat of hangt wel iets. Het is overvol, net als Alison haar plakboeken.
Al dat verzamelen en die seizoensgebonden decoraties zorgen na een aantal jaren voor een probleem: waar alles te bewaren? De woonhuizen die Smithsons na 1970 ontwierpen in prijsvraagverband laten deze worsteling duidelijk zien. In alle ontwerpen zijn ruime bergruimten te ontdekken. Het verzamelen, decoreren en opbergen komt samen in het ontwerp The House with the two Gantries (1977): bergruimte, een ruim centraal gelegen trappenhuis om spullen eenvoudig van een ruimte naar de andere te verplaatsen, en een voorgevel die gebruikt kan worden als display voor seizoensgerelateerde decoraties: the Container and the As Found Contained.
Na het zien van de persoonlijke verzamel- en knutseldrang van de Smithsons, krijgen sommige van de meubelontwerpen een zekere logica binnen hun totale oeuvre en kan de kunst van het bewonen, zoals de Smithson die nastreefde met het interieur van Cato Lodge, met een beetje goede wil begrepen worden als een moderne interpretatie van een zeer Britse traditie van woningdecoratie waar reeds druk gestoffeerde kamers worden volgezet met knick knack.

De Smithsons blijven fascineren. Daarom zou iedereen die ‘From the Home of the Future to a House of Today’ niet heeft gezien, de kans moeten aangrijpen om ‘The Art of Inhabitation’ te bekijken, én ook omdat het al weer zo lang geleden is dat er een mooi vormgegeven, met zorg en veel origineel materiaal samengestelde, weldoordachte architectuurhistorische tentoonstelling in Nederland te zien was. En dat zou ook een reden kunnen zijn voor iedereen die ‘From the Home of the Future’ wel heeft gezien; een mooi boek herlees je toch ook?