Recensie

Working Apart Together in Arcam

In de tentoonstelling Working Apart Together laten tien jonge Amsterdamse architectenbureaus met een zelf ontworpen en vervaardigd object zien wat ze in huis hebben. Met deze tentoonstelling wil Arcam startende architecten de kans geven om zichzelf te presenteren.

Amsterdam is een stad met een grote aantrekkingskracht op kunstenaars, vormgevers en architecten, waar jong talent de kans krijgt om te bloeien. De Amsterdamse politiek heeft de creatieve industrie hoog in het vaandel  staan, mensen die werkzaam zijn in die sector – de zogenaamde young urban creatives – hebben namelijk een positieve invloed op de hoofdstedelijke economie (aldus Richard Florida in The Rise of the Creative Class). Arcam acht de tijd rijp om de creatieve industrie zelf op het podium te plaatsen. Tien  beginnende architectenbureaus is gevraagd een object te ontwerpen en te vervaardigen met als enige randvoorwaarde dat het via de voordeur naar binnen moest kunnen.

De tien bureaus zijn geselecteerd door een commissie bestaande uit Maarten Kloos, Marlies Buurman, Patrice Girod, Laurens Jan ten Kate en Indira van ’t Klooster. Het gaat om bureaus die niet langer dan vijf jaar bestaan en in Amsterdam zijn gevestigd. De commissie heeft gekeken naar de kwaliteit van het werk en beloften voor de toekomst. Aan de expositie doen mee:  BAVAVLA (Bas van Vlaanderen), Elastik, emma, Equipe voor Architectuur en Urbanisme, Olaf Gipser Architects, HENK, Anne Holtrop, Marc Koehler, LOOS ARCHITECTS en Studio JVM Architecture + Urban Strategies.

ARCAM biedt met deze tentoonstelling de ‘YUCS’ de gelegenheid om zichzelf te presenteren. Een mooi initiatief want alle begin is moeilijk en het is een uitgelezen kans voor jonge talentvolle architectenbureaus om te laten zien wat ze kunnen en willen. Het is daarom jammer dat juist het creatieve gehalte van veel objecten niet zo in het oog springt. Er is, voor een expositie, te veel te lezen en te weinig te beleven, daarbij lijken sommige objecten nogal op elkaar. Dit gaat ten koste van de aantrekkelijkheid van de expositie als geheel, en de objecten afzonderlijk krijgen niet de aandacht die ze toekomt.

Want de tien objecten konden dus wel door de deur naar binnen, maar de expositieruimte is eigenlijk te klein om ze tot hun recht te laten komen. Doordat ze vrij dicht op elkaar staan, lijken ze in elkaar over te lopen. Aan de wand zijn tekstpanelen bevestigd met informatie over de bureaufilosofie en de meest karakteristieke plannen, echter zonder afbeeldingen. Zowel de tekstpanelen als de objecten zijn voornamelijk wit en voorzien van tekst in zwart. Veel leeswerk in een lettertype dat te klein is voor het doel, doet de aandacht voor de inhoud snel verslappen. Wat vormgeving betreft is er veel gebruik gemaakt van panelen en kubusachtige elementen en hierdoor oogt de expositie wat saai. Bij een aantal objecten staat niet of niet duidelijk vermeld wie het heeft gemaakt en daar is het tenslotte toch allemaal om te doen. Omdat de bureaufilosofie aan de wand hangt en de objecten in het midden van de ruimte staan, is het veel heen- en weerlopen en bril op bril af, en al snel doemt de vraag op: “waar sta ik nu eigenlijk naar te kijken?”

Twee objecten springen er vanwege vorm, kleur en materiaalkeuze uit: de wc van HENK en de bakstenen van Marc Koehler. HENK plaatste een DIXI  toiletcabine waar je zittend op de met pluche beklede pot landschappen op een beeldscherm voorbij ziet flitsen. HENK staat voor Hollandse daadkracht, een heldere geest en onderkoelde romantiek. Het bureau wil gebouwen ontwikkelen die karakter hebben en daar hun schoonheid aan ontlenen en kunnen verouderen zonder hun identiteit te verliezen, flexibel zijn en daardoor ook duurzaam. Waarom HENK met deze filosofie in het achterhoofd met een toilet op de proppen komt is alleen niet duidelijk. Of moet die plek juist tot nadenken stemmen?

Marc Koehler laat in een oogopslag zien wat hij doet en waar hij voor staat. Zijn object valt op door de heldere informatie, de vorm en de ogenschijnlijke eenvoud. Zoals dominostenen die een duwtje krijgen, vormen bakstenen een golvende, uitwaaierende beweging. Op de kopse kanten staan duidelijk leesbaar de filosofie van het bureau en met wie wordt samengewerkt. Een brochure geeft een idee wat hij zoal ontwerpt, zoals het Piep-House – een zeer betaalbare starterswoning – en een prototype van een innovatieve drijvende woning.

De titel Working Apart Together belooft meer dan ze waarmaakt. De samenwerking tussen de architectenbureaus beperkte zich tot het plaatsen van de objecten in de expositieruimte. Het unieke van ieder bureau zou beter tot uitdrukking zijn gekomen als de ontwerpers voor deze expositie hun bijdragen op elkaar hadden afgestemd. Nog mooier misschien zou een gezamenlijk vervaardigd object zijn geweest, want als tien architectenbureaus daarin slagen, dan heeft Amsterdam er in de creatieve industrie onbetwist een winning team bij.