Feature

Ondergronds Bouwen

‘De mogelijkheden van ondergronds bouwen worden behalve incidenteel nooit geheel en volledig overwogen. De zachte grond en de hoge grondwaterstand maakten het in het verleden vaak te duur om op grote schaal ondergronds te bouwen. Maar vanuit de milieuoptiek en de druk op de kwaliteit van de openbare ruimte zijn duurzame oplossingen noodzakelijk’

Onder dit credo organiseerde Delft Design samen met de studievereniging Stylos, het Techniek Museum en het filmhuis Lumen de manifestatie '180 dagen ondergronds', waarin het thema ondergronds bouwen vanuit verschillende invalshoeken werd benaderd. In de aankondiging van de forumdiscussie 'Politiek & Beleid' die donderdag 9 oktober in Delft is georganiseerd, beloofden de organisatoren 'de politieke en beleidsconsequenties van het ondergronds bouwen te zullen actualiseren'. De bezetting van het forum was zwaar genoeg, de discussie bleek echter even slap als een groot deel van de Nederlandse bodem.

De organisatoren hadden wel pech: minister de Boer van VROM liet zich vervangen door Van Ravesteyn van de RPD en Ashok Bhalotra, iemand die wellicht een verleidelijk beeld van de genoegens van het ondergronds verblijven had kunnen schetsen, was door ziekte afwezig. Wat overbleef was een gezelschap dat vooral werd gekenmerkt door een eigen ondergrondse agenda. Gesprekleider JJ Modder, directeur van het NIROV, was net terug van een bijeenkomst van de internationale ondergronds bouwen conferentie in Canada en nog danig onder de indruk van de junk- en vuilvrije shopping malls in Montreal. Elco Brinkman is inmiddels gegroeid in zijn nieuwe functie als voorzitter van de Aannemersbond AVBB en lobbyde vooral voor meer ondergrondse infrastructuur. Amsterdams eigen tuinkabouter Roel van Duyn bleek voornamelijk te zijn gekomen om de overkluizing van Amsterdamse snelwegen te propageren, niet echt ondergronds bouwen eigenlijk; een onderwerp waar hij verder ook geen verstand van zegde te hebben.

De Delftse wethouder Boelens, pleitbezorger van de broodnodige treintunnel door Delft, gaf aan waar de voordelen van ondergronds bouwen kunnen liggen. Door infrastructuur in de binnenstad onder de grond te laten verdwijnen, kan de ruimtelijke kwaliteit van de binnenstad worden verbeterd en kan ruimte voor verdichting ontstaan. In het Delftse voorbeeld zou een treintunnel ruimte maken voor circa 1600 woningen en 60.000 m2 kantooroppervlak. Professor Horvat, hoogleraar van de sectie ondergronds bouwen van de TU Delft gaf eveneens aan dat ondergronds bouwen in Nederland vooral een kwestie is van ruimte maken voor een verbeterde kwaliteit van de stedelijke ruimte. Evenals Carel Weeber was hij tegenstander van het maken van verblijfsruimten voor mensen onder de grond. Suggesties van Modder voor het ondergronds bouwen van functies als bioscopen, musea en andere niet daglicht behoevende ruimten werden door hem genegeerd. Voorlopig moeten we ons richten op opslag van vuil en goederen en op infrastructuur en verkeer in stedelijke concentraties. Alles om op het maaiveld ruimte te laten voor kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte.

Carel Weeber zei niet veel, maar wat hij in het begin zei bleek een goede samenvatting van de discussie. Hij begon met de opmerking dat hij als voorzitter van de architectenbond hier eigenlijk niet veel te zoeken had, ondergronds bouwen was immers hooguit een kwestie voor interieurarchitecten. Hij had verder twee bezwaren, de term ondergronds bouwen was verkeerd, in Nederland betekent het immers veelal onderwater bouwen, met alle financiƫle gevolgen van dien. Bovendien was er naar zijn zeggen in Nederland absoluut geen ruimteprobleem zoals bijvoorbeeld in Tokio, waar ondergronds bouwen een noodzaak is. Zolang die noodzaak ontbreekt moeten wonen, werken, recreƫren en reizen gewoon boven de grond plaats blijven vinden.

Aangezien tijdens het debat de eventuele ecologische voordelen onbelicht bleven en aangezien niemand van de forumleden een lans wenste te breken voor de genoegens van het ondergronds verblijven, moet de conclusie zijn dat ondergronds bouwen vooralsnog amper de architectonische opgave van de toekomst is, hooguit in afgeleide vorm de stedenbouwkundige, maar vooral – zoals al jaren het geval is – een kwestie van infrastructuur en civiel-technisch ontwerpen zal blijven.

Nederland is voorlopig nog te nat, te leeg en te zuinig om tot grootscheeps ondergronds bouwen over te gaan.