Nieuws

Street-Art inzet onenigheid tussen Peter Struyken en NAi

De arcade van het NAI wordt sinds een paar weken opgefleurd door kleurige Street-Art die door straatkunstenaars uit Johannesburg en Rotterdam op de dertig kolommen is aangebracht.

Beeldend kunstenaar Peter Struyken is echter minder te spreken over het kunstproject dat volgens hem zijn eigen lichtproject tussen de kolommen ‘verminkt’. Struycken dreigt het NAi nu met een rechtszaak.

Het Street-Art project (t/m 30 augustus) maakt deel uit van de manifestatie ‘South African Seasons’ waarmee het NAi vooral laat zien dat ‘architectuur een belangrijk onderdeel vormt van de cultuur van een land en niet los gezien kan worden van de culturele context’. In het project werken drie ‘Street Artists’ uit Johannesburg, Ashley Heron, Stephen Maqashela en Philani Mhlungu samen met ‘autochtone’ straatkunstenaars afkomstig van het Rotterdamse initiatief ‘Via Kunst’. Dit instituut voor ‘hedendaagse straatkunst’ zet zich in voor kunstenaars van de straat en is onderdeel van de Pauluskerk, een Rotterdamse instelling waar daklozen en verslaafden terecht kunnen voor een maaltijd en onderdak.

Daar waar kunst in de openbare ruimte werkelijk betekenis lijkt te hebben blijkt geïnstitutionaliseerde kunst (en kunstenaar) daar een stokje voor te willen steken. De ironie wil dat hiervoor juist de Nederlands/Zuidafrikaanse straatkunst van deze manifestatie ter discussie staat. Tot het begin van de jaren negentig werd de Zuidafrikaanse kunstwereld beheerst door de apartheidspolitiek. Openbare kunst was vrijwel uitsluitend een blank domein; maar in straatkunst was het mogelijk je verzet tegen de zelfgenoegzame instituties tot uitdrukking te brengen. ‘Straatkunst was tegen de regels, kunstenaars werden opgepakt en muurschilderingen weggekalkt.’

Dit laatste moet Peter Struyken toch hebben aangesproken.

Het Nederlands Architectuur instituut is echter voorzover bekend niet van plan de tijdelijke schilderingen voortijdig te verwijderen. Een gesprek tussen de Stichting Beeldrecht (vertegenwoordiger van de belangen van Struyken) en het NAi heeft geen resultaat gehad. Het NAi vindt kunst ‘geen statisch gegeven’ en wil graag de vrijheid behouden met haar gebouw te reageren op de buitenwereld. Het is opmerkelijk dat juist een kunstenaar die uitdrukkelijk in het publieke domein wil werken aan deze kunst de gebruikelijke museale normen lijkt te willen toekennen. Architect Coenen heeft beloofd dat de arcade een levendig straatkarakter zou krijgen. Nu het eindelijk zover dreigt te komen, blijkt de straat toch een museum. Struyken overweegt nu een proefproces aan te spannen om na te gaan wat de rechten van de kunstenaar zijn wanneer het kunstwerk eenmaal gereed is. Hij zou te rade kunnen gaan bij architecten die al eeuwen hun ‘kunstwerken’ in het publieke domein plaatsen.