Feature

Museum Nijmegen

Op een historische heuvel aan de Waal opent in juni van dit jaar een nieuw museum haar deuren voor het publiek. ‘Museum Het Valkhof’ is ontworpen door Ben van Berkel die sinds kort opereert onder de naam UN studio van berkel & bos. Voorafgaand aan de officiële opening op 28 mei zette ArchiNed een stap over de drempel, een verslag.

Museum Het Valkhof is ontstaan uit een fusie van het Provinciaal Museum G.M. Kam en het Nijmeegs Museum Commanderie van Sint-Jan en verenigt zo archeologische collecties met moderne kunst.

Het museum presenteert zich zo dat de plaatselijke openbare ruimte als het ware museum van archeologie en moderne kunst wordt: Het gebouw doemt op als een eigenzinnig element in een gebied waar het uitzicht op de historische omgeving, ruïnes en de Waal fascineert.

De huid is van glas. Een lichtblauwe tot mintgroene tint overheerst. De noord- en oostgevel zijn transparant en bieden zicht op de collectie. Enkele hoeken zijn doorzichtig. In de west- en zuidgevel is voornamelijk opaal glas gebruikt. Ter plaatse van vitrines zorgt gefolied glas voor lichtdoorlatendheid en uitstraling als er binnen licht is en het buiten donker wordt. De kleur wordt niet alleen beinvloed door de positie van de beschouwer, de weersgesteldheid en het gebruik van verschillende soorten glas. Ook de constructie van de dichte delen leidt tot kleurverschil. Enerzijds door kleurverschillen in het isolatiemateriaal achter het glas. Anderzijds door de variabele afstand tussen glas en het met isolatiemateriaal beklede casco in de uitwaaierende voorgevel.

Het gebouw ligt tegen een historische aarden wal aan de oostzijde van een plein. De oostzijde van het plein krijgt door het gebouw een nieuw, getrapt plint. De gevel doet dat via het uitwaaieren van de huid. De opgang naar het museum bestaat uit een trap die het plein als eerste trede definieert: De aantreden worden kleiner naar het gebouw toe.

Bij de entree is het gebouw doorzichtig: De volglazen entreepui, de hal en het centrale trappenhuis bieden uitzicht op de oostelijke omgeving, aan de andere zijde van het gebouw. De opgaande trap bestaat uit treden met een lange aantrede en dient samen met de hal als ontmoetingsruimte. De opgaande trap voert de bezoeker naar een niveau dat in hoogte correspondeert met de top van de aarden wal aan de andere zijde van het gebouw.

Op dit niveau mondt de trap uit in een galerij die uitzicht biedt op de oostelijke omgeving. Van hieruit worden de tentoonstellingszalen en de galerij aan de noordzijde ontsloten.

Tussen de historische aarden wal en het gebouw ligt een geul waar delen van een historische muur zichtbaar zijn en beelden zullen worden tentoongesteld.

Het interieur is sober, de volumes zijn simpel. De vloer en traptreden zijn van beton afgewerkt met een coating. De trapleuning bestaat uit een massief volume aan hout. In de hoofdexpositieruimte dienen de wanden tevens als luchttoevoer. Ze zijn zo dik dat de kopse kant ontsloten kan worden met een deur. Om de luchttoevoer mogelijk te maken zijn ze iets van de vloer opgetild. Samen met de vele diagonale zichtlijnen draagt dit bij aan de ervaring van de bovenverdieping als één plateau dat uitzicht biedt op zowel de collectie binnen als buiten.

Het plafond vormt een uitzondering op deze soberheid. Het plafond van de verdieping golft consequent in twee richtingen als ware het de onderzijde van een lattenbodem die excentrisch wordt belast. Dit effect is verkregen door dubbel gekromde aluminium stroken. De installaties voor brandveiligheid, verlichting en klimaatbeheersing zijn boven dit plafond weggewerkt. Het plafond is één groot armatuur, waarvan het rooster wordt gevormd door de aluminium stroken. De lichttoetreding wordt mogelijk gemaakt door de ruimten tussen de aluminium stroken.