Al meer dan dertig jaar stapelt Louis le Roy met zijn blote handen straatstenen, stoeptegels, trottoirbanden en ander straatafval op elkaar terwijl hij de natuur om hem heen haar gang laat gaan. Hierdoor veranderden een aantal hectaren Fries weiland in een fascinerende jungle waarop begrippen als mooi of lelijk absoluut niet meer van toepassing zijn. Deze Eco Kathedraal heeft inmiddels zo’n 1500 trucks straatafval, duizenden bezoekers en vele publikaties achter de rug.
ArchiNed nam onlangs poolshoogte op een van de weinig plaatsen in Nederland waar de natuur werkelijk vrij is en waar duidelijk wordt waartoe één mens met geen ander gereedschap dan geduld en wil in staat is. We leerden er bovendien een les die wilde planners ter harte kunnen nemen.
Louis le Roy werd bekend met de ‘wilde tuin’ van anderhalve kilometer die hij begin jaren zeventig langs de Heerenveense Kennedylaan samen met de bewoners van de aangrenzende wijk aanlegde. In de tuin van zijn eigen woonhuis en het weiland in Oranjewoud werden zijn ideeen verder ontwikkeld. In 1973 verscheen de publicatie ‘Natuur Uitschakelen – Natuur Inschakelen’. vanaf die tijd wordt hij internationaal bekend en op veel plaatsen gevraagd om vergelijkbare projecten op te zetten. Projecten die in veel gevallen uiteindelijk niet van de grond kwamen of voortijdig werden gestaakt. Le Roy heeft er een hartgrondige afkeer van ambtenaren aan over gehouden.
Het grootste misverstand omtrent Le Roy’s Eco Kathedraal is dat het vooral een voorbeeldproject voor de Wilde Tuin-gedachte zou zijn. Natuurlijk kun je er zien hoe een weiland na dertig jaar waarin de natuur zijn gang kan gaan eruit ziet, maar dat is niet waar het volgens ons om gaat. De Eco Kathedraal is vooral een project, of beter nog een onderzoek waarin de tijd, de natuur en de bouwende mens de variabelen zijn.
Le Roy ziet zijn project als een langlopend proces. Zich afvragend wat een enkel mens in zijn leven tot stand zou kunnen brengen begon hij aan het stapelen van staatstenen op zijn weiland. Het is daarom voor hem van belang dat hij het werk alleen en met zijn blote handen doet. De vele aanbiedingen voor hulp worden consequent afgewimpeld.
Toch is zijn bijdrage maar het begin van een veel langduriger proces. Het is de bedoeling dat er duizend jaar doorgewerkt gaat worden en dat de transformaties van die ene hectare gedurende het komende millenium nauwkeurig gevolgd gaan worden. Voor dit doel is er een stichting opgericht die het transformatieproces tot het jaar 3000 zal volgen. Het project heeft dus nog maar 3% van dit traject afgelegd.
Anders dan veel ‘groene profeten’ ziet Le Roy de mens niet als vijand van de natuur. Le Roy benadrukt keer op keer dat de mens onderdeel is van de natuur en dat zijn interventies even ‘ecologisch’ zijn als die van flora en fauna. Le Roy weet de natuur al stapelend amper voor te blijven. Elk seizoen worden zijn bouwsels van het jaar daarvoor veroverd door planten en bomen. Jaar na jaar stapelt Le Roy onvermoeibaar door en geeft hij de natuur nieuwe veroveringsmogelijkheden. Het project groeit dan ook niet in de conventionele zin. Het is nooit af. Het was tien jaar geleden even ver als het over twintig jaar zal zijn. Het heeft geen werkelijk begin en geen einde; het is.
Het zou ook een misverstand zijn Le Roy te zien als een tuinarchitect. De Eco Kathedraal is vooral géén geplande tuin in wording. Le Roy past veel meer in de traditie van beeldend kunstenaars die zich bewust beperken tot één doorlopend proces. De bouwsels die Le Roy al stapelend produceert zijn niet vooraf gepland, maar zijn wel (gedurende het proces: in real time als het ware) gevormd. Het zijn geen chaotische bergen, maar nauwkeurig waterpas gelegde, met de lagen op kleur geordende torens, muren en terrassen. Fascinerender en poetischer dan de wilde natuur is de gedachte dat één mens vrachtladingen stenen en soms loodzware stoepbanden en betonnen putten met zijn blote handen schoonmaakt, over zijn terrein rolt en soms meters hoog precies op hun plaats gooit. Die zoveel energie in het ordenen van afval steekt en tegelijk de natuur toestaat om al dat werk in een paar seizoenen te overwoekeren, zelf onverstoorbaar verder bouwend.
In het aanbrengen van minimale ordening in de chaos is Louis Le Roy een absolute meester. In de bescheiden werkplaats die hij op zijn werkterrein bouwde ligt een berg rotzooi (flessen, stenen, roestige spijkers, sleutels, doosjes) zodanig op de tafel geordend dat hier duidelijk sprake was van een door de tijd ontstane compositie die zo te zien elke wijziging toestaat, maar waar we desondanks geen spijker aan durfden te verleggen. In zijn woonhuis zijn honderden stukken gekleurd glaswerk (flessen, vazen, schotels) op eenzelfde manier door het hele huis heen geordend, soms op kleur, soms op grootte, maar altijd met kleine afwijkingen en altijd even chaotisch als precies geordend. Le Roy heeft de natuur niet overwonnen, hij heeft aan de natuur deelgenomen en daardoor het geheim van orde in chaos geleerd.
‘Wild’ is in. Er gaan steeds meer stemmen op onder planners, volkshuisvestingsambtenaren en jonge architecten en stedenbouwkundigen om vergaande vrijheden in woonkeuze en planning toe te staan. Maar het is de vraag of men weet (of wil weten) waar werkelijke vrijheid toe in staat is. Geplande vrijheid is een contradictie. Planning houdt een begin- en eindfase in; het werkt toe naar een eindbeeld. Werkelijke vrijheid kent geen einde; vrijheid is of het is niet. De quasi-vrijheid van Weebers Wilde Wonen, de ‘Zet-alles-onder-water’- planologie of de zogenaamde ‘keuzewoningen’ die voor de BouwRAI van Almere worden voorbereid, verbleken in het licht van Le Roy’s werk tot pathetische laatste stuiptrekkingen van een discipline in nood.
Dit geduldig ordenen waarbij toeval en het onverwachte worden toegelaten is de les die architecten, stedenbouwers en planologen van Le Roy kunnen leren. Als het de beroepsgroep werkelijk ernst is met het toestaan van meer vrijheid, dan zal het moeten leren dat er geen einde aan een proces komt, dat er in een dynamisch proces geen eindbeeld bestaat, dat het voorspellen van en het toewerken naar een ideale staat (wat elk plan in feite is) zinloos is en dat planning vervangen zal moeten worden door een voorzichtige procesbegeleiding.
Een andere les is dat de natuur veel meer rotzooi aankan dan wij denken. Als we de natuur haar gang laten gaan is zij sterk genoeg om de mens veel vrijheid te laten. Het probleem met onze omgang met de natuur is dat we haar denken te moeten beschermen tegen onszelf, dat we haar voor haar eigen bestwil moeten intomen, omperken en opnieuw aanleggen.
Geef ons 1000 Le Roys en Staatsbosbeheer en de Heidemij kunnen de boom in.