Feature

Villa Onrust

‘Werken in een Kunstwerk’, het had een symposium over de gebruikersvriendelijkheid van bijzondere gebouwen moeten worden. Het werd een inspraakmiddag voor VPRO-medewerkers over de ongemakken van het door MVRDV ontworpen Villa VPRO.

Gedurende de twee jaar dat Villa VPRO wordt gebruikt, zijn er klachten over het gebouw, met name wat betreft de akoestiek. Een laatste inventarisatieronde afgelopen voorjaar had een aantal ingrepen tot gevolg die een einde moesten maken aan bijna alle ongemakken. De afsluiting van een periode van ergernis werd gevierd met een symposium over de gebruikersvriendelijkheid van bijzondere gebouwen.Het programma zag er veel belovend uit. Er zou gefilosofeerd worden over vragen als: Hebben bijzondere gebouwen een incubatietijd nodig en moeten gebruikers les krijgen in het gebruik van nieuw soort gebouwen?

Bernard Hulsman (architectuurcriticus NRC Handelsblad) opende de middag met een overzicht van slecht ontvangen architectonische meesterwerken die uiteindelijk toch gewaardeerd werden nadat de gebruikers gewend waren. Het bleek dat sommige gebouwen nog steeds wachten op die juiste waardering, zo blijven mensen klagen over de entree en hellingbanen van de uit 1992 dateerde Kunsthal van Rem Koolhaas.

Uit een bijdrage van een VPRO-medewerker kon worden opgemaakt dat de meest recente ingrepen om de akoestiek in de Villa te verbeteren de galm wel had weggenomen maar dat de gehorigheid niet was verminderd. Zo doemde een weinig hoopgevend beeld op van eens een nukkig gebouw altijd een nukkig gebouw. De gefilmde bijdrage eindigde met de uiterst gemeend overkomende klacht dat 'Het ontwerp van de jongens en meisjes van MVRDV van deze VPRO-medewerker een oude zeikerd gemaakt hadden'

De forumdiscussie met Winy Maas en Natalie de Vries (MVRDV), Maarten Wijk (leerstoel toegankelijkheid TUD) en Herman Hertzberger onder leiding van Bert van Mechelen werd al snel een inspraakbijeenkomst toen Van Mechelen VPRO-medewerkers bij naam naar voren riep en hen vroeg een punt van ongenoegen te noemen. De toon was gezet. De forumleden, met uitzondering van Maarten Wijk, vroegen zich af of deze klagers wel naar inspraakavonden waren geweest. Van Mechelen hield de VPRO-ers voor dat ze blij moesten zijn te mogen werken in een architectonisch interessant gebouw omdat slecht 2% van alle gebouwen in Nederland een architectonisch meesterwerk is. En voormalig VPRO-directeur Wim van Beeren nodigde de VPRO-ers uit een dag op zijn kantoor te komen werken. Ze zouden niet weten hoe snel ze weer terug zouden willen naar de Villa, zo voorspelde hij.

Zo ontstond al snel het beeld van de klagers die altijd overal wat over de zeuren hebben en de architecten die koste wat kost het concept in stand willen houden gesecondeerd door de opdrachtgever.

Dat experimenten nodig zijn om 'verder' te komen, om het leven te veraangenamen, is duidelijk. Dat experimenten alleen tot stand kunnen komen wanneer geijkte patronen en gebruiken doorbroken worden, staat vast. Dat experimenten soms minder geslaagd zijn, is ook een feit – het is zelden dat een experiment een groot succes is.

De vragen die onder andere gesteld moeten worden zijn: Wanneer bepaalde onderdelen van het experiment minder geslaagd zijn, of en in hoeverre bouwtechnische veranderingen doorgevoerd kunnen worden wanneer blijkt dat deze het concept aantasten. En hoe moet je als architect omgaan met klachten die niet noodzakelijkerwijs worden veroorzaakt door het gebouw maar door het functioneren van een organisatie?

Met andere woorden, moeten de gebruikers zich aanpassen aan het gebouw of moet het gebouw zich aanpassen aan de gebruikers? Het stelde teleur dat Van Mechelen er niet in slaagde de discussie op een hoger niveau te brengen. De conclusie van deze middag kan alleen maar zijn dat zowel de architecten als de klagende VPRO-ers best aan een oplossing willen werken. Maar het ziet er niet naar uit dat, gezien de spraakverwarring en de verschillen van inzicht – ook binnen de VPRO zelf -.er een spoedige, voor alle partijen bevredigende oplossing mogelijk is.