Nieuws

F.A. Eschauzier. Een orde voor de zintuigen

De nu bijna vergeten F.A. Eschauzier (1889-1957) was vanaf de jaren dertig één van Nederlands meest gerespecteerde architecten. Collega’s uit verschillende kampen als Granpré Molière, Rietveld, Mart Stam en de conservatieve katholiek C.M. van Moorsel schreven positief over zijn werk. Kort na de Tweede Wereldoorlog vertrouwden Willem Sandberg en D.C. Roëll, directeur van het Rijksmuseum hem de nieuwe inrichting van hun musea toe, en tot Eschauziers particuliere opdrachtgevers behoorden tycoons als D.G. van Beuningen, de magnaat en kunstverzamelaars.

Juist dit prachtige netwerk werd echter na zijn dood Eschauziers grote zwakte. Een belangrijk deel van zijn succes berustte op zijn persoonlijke manier van werken, waardoor elke opdracht perfect werd toegesneden op de beoogde gebruiker, en de wel degelijk aanwezige vaste waarden in Eschauziers oeuvre nauwelijks zichtbaar zijn. De onmogelijkheid om de oppervlakkige uiterlijke verschijning, de’stijl’ van dit werk in hokjes te plaatsen deed de rest: noch de modernisten, noch de traditioneleren zagen Eschauzier als één van de hunnen, en hij verdween uit de geschiedenis. Met de opbloeiende aandacht voor de Wederopbouw van de laatste jaren is daar enige verandering in gekomen, maar de gangbare interpretatie van zijn werk als ‘Delftse School’ of traditionalitisch doet de rijkdom van Eschauziers werk en zijn bijzondere positie in de Nederlandse architectenwereld geen recht. Jouke van der Werfs studie maakt voor eens en voor altijd aan een eind aan deze miskenning. Zonder uitputtend te zijn, geeft dit boek een grondig overzicht van het oeuvre van Eschauzier, maar vooral ook van zijn gedachtengoed en ontwerpbenadering. Van der Werf is er daarbij goed in geslaagd de noodzakelijke beschrijvingen van gebouwen en interieurs te integreren in de opbouw van zijn vooral interpreterende betoog. Dat is met name te danken aan de onorthodoxe opbouw van het boek: de gebruikelijke oplossingen voor een architectenbiografie – een combinatie van inleidende essays met een oeuvrecatalogus of een chronologische reeks hoofdstukken – zijn door Van der Werf samengebracht in een afwisseling van thematisch opgezette hoofdstukken met presentaties van een selectie representatieve werken in min of meer chronologische volgorde. De keuze van de thema’s weerspiegelt daarbij de essenties die Van der Werf in Eschauziers werk ziet: de enscenering van ruimte en licht, verfijnd materiaalgebruik, liefde voor het detail en de aandacht voor het praktische. De binnenkant van de gebouwen, plattegronden en interieurs, die duidelijk centraal stonden bij Eschauzier, krijgen daarbij logischerwijs veel meer aandacht dan de gevels.De gekozen benadering vergt veel van de lezer. Ondanks het prachtige beeldmateriaal en de heldere plattegrondtekeningen is het niet altijd even makkelijk je te verplaatsen in de geanalyseerde gebouwen. Daar staat tegenover, dat je als lezer inderdaad langzaam het gevoel krijgt deze zo simpel lijkende, maar in werkelijkheid zeer geraffineerde architectuur te kunnen bevatten. Misschien nog wel belangrijker is dat Van der Werf overtuigend laat zien dat de kale, in de huidige jaren van overvloed bijna armoedig aandoende ruimtes van Eschauzier wel degelijk bedoeld zijn om de zintuigen te strelen. Hopelijk komt deze boodschap nog op tijd, nu de openbare (museum) interieurs van Eschauzier in hoog tempo aan het verdwijnen zijn.

Tot slot nog een paar kleine punten van kritiek. Een regelmatig terugkerende bron van irritatie bij het lezen is de haperende eindredactie. Hier en daar lijken stukken tekst zo uit de computer te zijn getrokken, met typfouten, verschrijvingen, half doorgevoerde correcties en al. Gelukkig is de schade beperkt tot een paar bladzijden en alineas, maar juist door de verder zo zorgvuldige afwerking valt het op. Hetzelfde geldt voor de wat slordige oeuvrelijst achterin, die ontleend is aan het BONAS-project dat probeert het werk van alle Nederlandse architecten te catalogiseren. Blijkbaar kan dat niet zonder blunders en onbegrijpelijke luiheden, met als toppunt een project op 1 minuut (lopen) van de Amsterdamse ringweg (en 10 minuten van Van der Werfs huis) waarvan wordt opgemerkt ‘uitvoering onbekend’; ik weet niet of het onogelijke flatje wat nu daar op de hoek van de Hoofdweg en de Tijl Uilenspiegelstraat staat een Eschauzier is, maar het is toch echt geen moeite om dat uit te vinden. In een boek dat verder uitblinkt door zijn grondige aanpak, en dat gaat over misschien wel Nederlands laatste ambachtelijke architect, zou dit eenvoudige kunsthistorische handwerk toch beter geregeld moeten zijn. Maar laat dit soort details uw leesplezier niet verpesten!