Nieuws

Hyper Architecture: spaces in the electronic age

Het boek HyperArchitecture: spaces in the electronic age van Luigi P. Puglisi probeert een antwoord te geven op de vraag hoe gebouwen er in de nabije toekomst uit gaan zien. Het boek onderzoekt de kwaliteit van de huidige architectuur en geeft een analyse van de vernieuwende elementen daarin. Vooral recente architectuur in Japan blijkt toonaangevend.

Het Engelstalige boek bevat een kort essay van Puglisi, een nawoord van Antonio Saggio en meer dan 70 afbeeldingen, waarvan de meeste in kleur. Het heeft mij slechts één uur gekost om het te lezen. De indruk die het kleinood achterlaat is echter enorm en van veel langere duur. Dat komt deels door de manier waarop de auteur zijn ideeën opdient. Puglisi kan goed schrijven en de illustraties zijn uitermate verhelderend. Net zo belangrijk is dat het boek voor het eerst een handzaam overzicht biedt van de veranderingen en invloeden die de architectuur zal ondergaan (en ten dele al ondergaat) in onze, door informatietechnologie beheerste, nieuwe eeuw. Dankzij enkele overtuigend gepresenteerde historische voorbeelden, raakt auteur Puglisi de kern van waar het bij vernieuwende architectuur om zal gaan.

Allereerst beschrijft Puglisi de overeenkomsten en verschillen tussen beeldende kunst en architectuur. De stelling dat architectuur de kunstvorm is waarin maatschappelijke veranderingen het minst snel doordringen, is daarbij uitgangspunt. Architectuur is immers, net als design, gebruikskunst. Bij de bouw zijn veel meer mensen in allerlei stadia betrokken dan bij het maken van bijvoorbeeld een schilderij. Ook het gebruik verandert niet veel. Wonen is niet veel anders dan tien jaar geleden en zal ook de komende tien jaar niet veel veranderen. Op het Internet gaan de ontwikkelingen wel heel snel. De term Hyper Architecture is niet voor niets afgeleid van Hypertext, de taal van het Internet, en tegelijkertijd symbool voor oneindige associatie. Deze analogie met taal is natuurlijk geen toeval: architectuur is ook een taal, al is daar de laatste jaren wat minder aandacht voor. Het einde van de negentiende eeuw is wat dat betreft een interessante periode. De voorgevel van het Centraal Station van Amsterdam van P.J.H. Cuypers is meer typerend voor het oeuvre van Cuypers, dan typerend voor het gebouwtype station. De perronkappen van ingenieur Van Gendt – die wel duidelijk vertellen: dit is een station – zijn aan het zicht onttrokken. Pas later werden staal en glas ook onderdeel van de architectonische discipline. Vele discussies in de vakbladen uit die jaren behandelen het verschil tussen architectuur en ingenieurskunst. Deze scheiding is wegvallen, maar er is nu een nieuwe, die volgens Puglisi straks ook zal wegvallen: die tussen architect en computerdeskundige.

De industriële revolutie die in de tweede helft van de negentiende eeuw plaatsvond, is goed vergelijkbaar met de elektronische revolutie die we nu meemaken, aldus Puglisi. Puglisi verwacht voor de komende jaren dat, net als de ingenieur van rond 1900 dat was, het de computer engineers zullen zijn die het beeld van de architectuur gaan veranderen. Geen wilde gedachte, want de eerste tekenen zijn al overduidelijk aanwezig. Ook wat betreft de computer waren andere beeldende kunsten voorloper. Architectuurstudenten leren nu ontwerpen op de computer. Dankzij bepaalde software zijn ingewikkelde capaciteitsschema’s met één druk op de knop te genereren. Glazen gevels, met daarop geprojecteerd reclame, film of Tv-beelden zijn, althans in Japan, steeds vaker in het straatbeeld te zien. Niet alleen de gevels veranderen. Meer dan 30 % van de bouwsom wordt tegenwoordig besteed aan installaties: gebouwen worden steeds ‘slimmer’, met automatische klimaatbeheersing, glasvezelbekabeling, denkende liften et cetera. Het is er allemaal en de computerdeskundige heeft er een belangrijke rol in. Dit zal zeker zijn weerslag hebben op het ontwerpwerk, op de wijze van presenteren en op het bouwbedrijf. De media library van Toyo Ito in Sendai, Japan, is het beste voorbeeld tot nu toe: de ruimte voor IT-bekabeling is zichtbaar vanaf de straat en is tegelijkertijd de plek waar daglicht het gebouw binnentreedt.

Ook bij Nederlandse architecten valt de laatste tijd een verschuiving waar te nemen. Steeds meer architectuur is geïnspireerd door beweging (zie het recente werk van Ben van Berkel en Caroline Bos). Voetgangersstromen zijn niet langer een statistisch (en statisch!) gegeven, maar maken dankzij overtuigende 3D-simulaties onderdeel uit van het ruimtelijk ontwerp. Er kan op dit gebied natuurlijk nog heel meer gebeuren. Dankzij de computer kan heel eenvoudig een geluidsfragment in beeld veranderd worden en vervolgens in 3D worden omgezet. Maar voordat de voor architectuur noodzakelijke volgende stap gezet is en zo’n geluidsfragment ook in prefab-beton bestaat, zal er nog heel wat tijd verstrijken. De maquette en de baksteen zijn ook in deze eeuw nog niet overbodig.