Nieuws

NL-prijzen in Sao Paulo

De Nederlandse inzending als geheel en de bueraupresentaties afzonderlijk voor de 4e Architectuur Biënnale in Sao Paulo zijn allen bekroond met prijzen voor ‘originele opzet van de presentatie, de buitengewone grafische vormgeving, het beeldend tentoonstellingsontwerp en het grote aantal doeltreffende schaalmodellen.’ Alsof dat nog niet genoeg was is er tevens een speciale prijs toegekend aan Max Risselada, curator van de Nederlandse inzending, voor zijn tentoonstelling ‘Raumplan versus Plan Libre.’ Het kon kennelijk niet op daar in Brazilië.

De Biënnale stond in het teken van het modernisme van de twintigste eeuw. De organisatie van de Nederlandse inzending werd verzorgd door de faculteit Bouwkunde van de TU Delft. Onder de titel 'Het modernisme voorbij – drie momenten in de naoorlogse Nederlandse architectuur' plaatste Risselada het werk van respectievelijk Aldo en Hannie van Eyck, Herman Hertzberger en Mecanoo tegen een verbindende achtergrond van een chronologisch overzicht van de Nederlandse architectuur en stedenbouw.

De inzendingen zijn in hoge mate Delfts gekleurd. Hertzberger en Van Eyck doceerden beide lange tijd in Delft. Het oorspronkelijke vijftal dat Mecanoo startte kwam van de Delftse school en was daarbij het product van de subschool Risselada. Deze subschool floreerde met name gedurende de tweede helft van de jaren zeventig, maar heeft tot op heden zijn invloed op het onderwijs in Delft. De methode was plananalyse, het materiaal de jaren twintig van de vorige eeuw, de helden Le Corbusier, Adolf Loos en Ernst May. Het onderzoek en de daaruit voortkomende tentoonstelling met publicatie Raumplan versus Plan Libre is het meest zichtbare resultaat.

Op het geruchtmakende symposium in 1990 'Hoe modern is de Nederlandse Architectuur?' waarmee Rem Koolhaas (de mol die eind jaren zeventig door Gerrit Oorthuys Delft was binnengehaald) afrekende met deze Nieuwe Delftse School, introduceerde Hans van Dijk de term 'onderwijzersmodernisme' voor het onderwijs waar hijzelf overigens in zekere zin ook een product van was.

Sindsdien durft haast niemand meer in het openbaar een lans te breken voor deze onderwijsstroming en de architectuur die er het gevolg van was. De Andere Delftse School, de outcasts die projecten bij Koolhaas volgden en die bij de sectie architectuurgeschiedenis de Futuristen en Constructivisten bestudeerden, bestond ook. En ook daaruit zijn 'beroemdheden' voortgekomen – Kas Oosterhuis en Frits van Dongen, het complete personeel van OMA begin jaren tachtig: Kees Christiaanse, Jacob van Rijs, Winy Maas en Willem Jan Neutelings om er maar eens een paar te noemen – die zich inmiddels in een heel wat kritieklozer belangstelling mogen wentelen.

Toch was het niet louter kommer in die 'projectanalysejaren' – ik kan het weten, ik was erbij. Het was met name Max Risselada die (stiekem?) hield van het werk van Charles en Ray Eames. De tijdlijntentoonstelling (en al die eerdere tijdlijnen die bij al zijn publicaties en onlangs ook bij het Delftse boek '100 jaar architectuur in Nederland werden bijgevoegd) zijn 'very Eamesy'. Dat Mecanoo het niet liet bij de 'strenge analyse van de woning(plattegrond)' maar ook nog een vrolijke, sensuele kant heeft, is mede aan die belangstelling te danken. Het was ook Max Risselada die hield van maquettebouwen, de tentoonstelling Raumplan etc. is hiervan een treffend voorbeeld. En misschien is deze passie toch overgedragen op die schare studenten die vanuit Delft naar het OMA-kantoor op de Boompjes werd gelokt. Obsessief maquettes bouwen, dat is de verbindende schakel tussen De Nieuwe Delftse School en de Andere Delftse School van de jaren zeventig / tachtig.

Het 'Oude Delft' is in Sao Paulo niet onopgemerkt gebleven. Over twee jaar ruim baan voor het Nieuwe Delft?