Nieuws

Overvloed en onbehagen

Vorige week werd het lijvige boek ‘Het Kunstmatig Landschap, hedendaagse architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur in Nederland’ van Hans Ibelings gepresenteerd. En zoals dat kennelijk hoort was er ook weer een debat om dat te vieren. Het ging weer over van alles, maar van een echt debat was natuurlijk geen sprake.

De aanleiding voor het boek, een ruim geïllustreerd overzicht van recent werk van zo’n zeventig bekende Nederlandse ontwerpers, aangevuld met een samenvatting van Ton Verstegen van de architectuurkritiek van de laatste jaren, lijkt vooral het succes van de Nederlandse architectuur te zijn. Uitgever Simon Franke melde trots bij de opening van het debat dat het boek in een oplage van 25.000 exemplaren in verschillende talen zal worden uitgebracht.

Dat wijst in elk geval op succes voor de architectuuruitgevers. Hoewel ook hier wel een zekere bescheidenheid op zijn plaats is, zonder bijdrage van het Stimuleringsfonds lukt het nog niet. Hoe succesvol is de Nederlandse architectuur eigenlijk? Werken er nu bijvoorbeeld meer Nederlandse architecten in het buitenland dan voorheen? Is er sprake van een Hollandse School onder jonge buitenlandse architecten? Ik denk dat dit alles, afgezien van de onmiskenbare invloed van Rem Koolhaas, wel meevalt. En als we zo succesvol zijn, is dat dan vooral het gevolg van het (gesubsidieerde) promotiebeleid van de laatste jaren in combinatie met een door de economische conjunctuur gevoede hoge bouwstroom, of is er hier een fundamenteel debat gaande dat vanuit het buitenland met argusogen wordt gevolgd?

Het boek laat zich daar niet echt over uit. Ibelings tracht wel het typisch Nederlandse uit de recente architectuurproductie te destilleren. Hij doet dit aan de hand van een aantal typeringen waarbij de maakbaarheid en het kunstmatige de rode draad vormen. Onder de kopjes Maakbaarheid, Kunstmatig Landschap, Consensus, Subsidie-infrastrauctuur, Extreme logica, Confrontaties, Hedonistische landschappen, Nederland op papier en Automonografie wordt architectonisch Nederland samengevat. Hier en daar is wel sprake van een milde kritiek, maar over het algemeen overheerst het idee dat het best goed is wat we met z’n allen presteren.

Typisch Nederlands is het dan weer om ons niet in de overvloed te wentelen, maar om daar een zeker onbehagen bij te voelen. Niemand die hardop durfde zeggen: ‘Het gaat lekker zo, er is volop werk en er wordt meer over architectuur geschreven dan ooit, dus waar zeuren we over.’ Dus ging het gesprek tijdens de presentatie op woensdag 13 september over de vraag wat er mis was met de Nederlandse architectuur en trachten zowel Ibelings als gespreksleider JaapJan Berg van Casla de deelnemers – behalve Hans Ibelings: Adriaan Geuze, Ruud Brouwers, Karin Laglas (MAB) en Felix Claus, tot een kritisch debat aan te sporen. De gespreksleider probeerde de deelnemers tijdens zijn inleiding zelfs tot een manifest te verleiden. Hij werd nog net niet weggelachen, maar deze poging was natuurlijk bij voorbaat gedoemd te mislukken.

Want hoe gaat dat bij dit soort gesprekken, die geen debat mogen heten, maar veel meer de vorm van een talkshow hebben? Iedereen heeft wel een mening, de voorzitter moet zijn lijstje afwerken, de zaal wacht op de drankjes na afloop en het moet boven alles wel gezellig blijven.

Op zich kwamen er wel een paar meningen over tafel, die de aanzet tot een wat fundamentelere discussie hadden kunnen zijn. Maar het bleef allemaal aan de oppervlakte en eigenlijk hadden we het allemaal al eens eerder gehoord. Vinex bijvoorbeeld, dat is slecht. Waarom het slecht is, wat er slecht aan is en of het eigenlijk wel zo slecht is (wat alleen Ruud Brouwers voorzichtig betwijfelde), dat bleef onbesproken. Budgetten dan, die zijn laag. Of dat werkelijk zo is, of dat een specifieke karakteristiek van tegenwoordig is of dat dit altijd zo is geweest en als dit zo is hoe je daar als ontwerper mee omgaat, het ging er niet over. Het Bouwbesluit als boeman. Dit keer was het Adriaan Geuze die het Bouwbesluit min of meer de schuld gaf van het (vermeende) gebrek aan kwaliteit van de huidige woningbouw. Maar ik heb geen enkel steekhoudend argument over tafel horen gaan die deze bewering staaft (trouwens Adriaan, er staat nergens in het Bouwbesluit dat vides verboden zijn, er staan wel een paar zinvolle brandweereisen in die sommige vides in sommige gevallen lastig tot onmogelijk maken.) Geuze schetste bovendien een somber beeld van het enorm ingewikkelde bouwcomplex, waarin de architect maar een klein radertje is die amper invloed kan uitoefenen op de kwaliteit van met name de woningbouw. Ook dat had aanleiding kunnen zijn tot een fundamentelere discussie over de manier waarop de architect weerstand zou kunnen bieden, of – mijns inziens vruchtbaarder – hoe je als ontwerper gebruik kunt maken van de complexiteit van deze netwerkstructuur.

Kortom genoeg aanleiding tot werkelijke debatten, maar in een talkshow setting zoals afgelopen woensdag blijft het bij een oppervlakkig uiten van enig onbehagen. Daarna stortten we ons zo als gebruikelijk gezamenlijk in de overvloed.