Feature

Rood, groen en bruin

Vrijdag 15 december presenteerde het kabinet de hoofdlijnen van de 5e Nota Ruimtelijke Ordening. Op vier velletjes worden de ideeën van het ministerie van VROM over de ruimtelijke inrichting van Nederland tot 2030 uit de doeken gedaan. Het meest kenmerkende aan het gepresenteerde is dat er geen uitspraken worden gedaan over concrete bouwlocaties en dat gemeenten en provincies meer invloed gaan krijgen op de inrichting van Nederland.

De opstellers van de nota dienden enerzijds oplossingen aan te dragen om aan de vraag naar meer ruimte voor wonen, werken, recreëren natuur, infrastructuur, water en landbouw te kunnen voldoen. Anderzijds wilde men ook een einde maken aan de versnippering van het landschap en voorkomen dat Nederland langzaam dichtslibt. In de discussies over de ruimtelijke inrichting zullen de begrippen rode contour, groene contour en balansgebieden veelvuldig te horen zijn.

Gemeenten dienen voor 2005 aan te geven welke gebieden ze willen bestemmen voor bebouwing. Binnen deze 'rode contour' dient zowel ruimte gereserveerd te zijn voor wonen als voor werken en recreatie. De provincies stellen de contouren vast en zien er in de streekplanprocedure op toe dat gemeenten de rode contouren niet te ruim uit leggen. Het rijk toets of de provinciale streekplannen voldoen aan het rijksbeleid.

Om gemeente te stimuleren zuiniger met de ruimte om te gaan wordt in de nota de voorkeur gegeven aan een betere benutting van bestaand gebouwd gebied onder meer door ondergronds of juist in de hoogte te bouwen. Daarnaast wordt er een miljard gulden gereserveerd voor het laten ontstaan van stedelijke netwerken. Gemeenten dienen meer samen te werken. Wanneer gemeenten een stedelijke netwerk vormen, maken zij met elkaar afspraken over de locatie van grote nieuwe woonwijken, bedrijventerrein en recreatiegebieden De nationale stedelijk netwerken zijn Groningen-Assen; Enschede-Hengelo-Almelo; Arnhem-Nijmegen; Deltametropool (de Randstad met Almere, Amersfoort en de Drechtsteden); Den Bosch-Tilburg-Breda-Eindhoven-Helmond; en Maastricht-Heerlen. Steden in netwerken in de grensregio gaan ook samenwerken met gemeenten over de grens in Duitsland en België. Daarnaast zijn er acht regionale stedelijke netwerken: Eemsmond; Westergozone; Zuid-Friese stedenzone (Drachten, Heerenveen en Sneek); Zuid-Drentse Stedenband; Zwolle-Kampen; Stedendriehoek Deventer-Zutphen-Apeldoorn; Zuidelijke Valleistad (Ede, Veenendaal, Wageningen, Rhenen); en Vlissingen-Terneuzen.

De provincies dienen voor 2005 aan te geven welke gebieden natuurgebieden zijn of gebieden met een hoge cultuurhistorische waarde. Binnen deze gebieden met een 'groene contour' mag de bebouwing niet toenemen en mag geen nieuwe infrastructuur worden aangelegd. Daarnaast zijn intensieve vormen van landbouw en recreatie uitgesloten in deze gebieden. Naast deze provinciale landschappen zijn er ook nationale landschappen, tot deze laatste categorie behoren het Groene Hart, de Hoeksche Waard, Noord Hollands Midden (Waterland, Beemster, Purmer, Schermer, Wormer en Jisperveld), het Limburgse heuvelland, een deel van het Rivierengebied en een deel van de Zeeuws-Hollandse Delta. Provincies kunnen ook groene contouren leggen om 'panorama's', plekken waarvan het vrije zicht vanaf hoofdwegen en spoorwegen op het landschap bewaard blijven.

Na het vaststellen van de rode en groene contouren blijft nog 50% van het Nederlandse grondgebied over waarvoor niet direct iets is geregeld. In de gepresenteerde nota staat over deze 'balansgebieden' slechts één zin, dat steeds zal wordt 'gezocht naar een evenwicht tussen behoud en landelijke kwaliteit en ruimte voor nieuwe ontwikkelingen'.

In de loop van 2001 volgen inspraakrondes en zal uiteindelijk de Tweede Kamer zich uitspreken.