Feature

Zijn er nog vragen?

Zijn er nog vragen? is de titel van de Capita Selecta reeks die dit voorjaar in de Amsterdamse Academie van Bouwkunst wordt gehouden. De sprekers komen uit het cultureel en maatschappelijk veld waar de architectuur inspiratie uit put. Zo staat onder meer een lezing van een filmregisseur en een lezing van een bioloog op het programma. Eerste spreker in de reeks was Ole Bouman, hoofdredacteur van Archis die een lezing zou houden met als titel ‘Archifenix’.

De lezing Archifenix zou vermoedelijk gegaan zijn over de verrassende verrijzing van een ter ziele gewaand tijdschrift. Bouman begon zijn spreekbeurt met te vertellen hoe het zover had kunnen komen; een uitgever die vond dat een rendement van 10% op de omzet niet voldoende was en een architectuurinstituut en tevens eigenaar van de naam Archis dat ook begon te twijfelen aan nut en noodzaak van de formule van het tijdschrift. Volgens Bouman gaf het instituut de voorkeur aan een tijdschrift als spreekbuis van de Nederlandse architectuur boven een tijdschrift dat vragen stelt. Vragen over onder andere de essentie van het vak. Door ontwikkelingen op zowel maatschappelijk, cultureel, technologisch, als economisch vlak is het volgens Bouman voor de architect noodzakelijk zich kritisch af te vragen wat het wezen van architectuur is wil hij aansluiting krijgen – dan wel houden – met de samenleving en zichzelf niet over twintig jaar volkomen buitenspel zetten. Het vak moet zich niet ontwikkelen om het ontwikkelen op zich, maar zich ontwikkelen om antwoord te kunnen geven op nieuwe vragen die manifest worden door de grote veranderingen die zich voltrekken.

De organisatoren van de avond hadden er voor gekozen dat ‘de zaal’, niet zoals gebruikelijk na afloop van de lezing vragen kon stellen, maar tijdens de lezing. Deze opzet werkte. Al snel kreeg Bouman vragen uit de zaal en na verloop van tijd ontstond tussen de studenten onderling iets wat op een discussie leek. Alle vragen spitsten zich toe op de vraag ‘wat is de essentie van het vak van architect’. Volgens Bouman zijn discussies als over type, representatie of constructie straks niet meer de kern waar het om draait binnen de architectuur. De architect vereenzelvigt zich te veel met het product gebouw en dat is volgens hem niet de essentie van architectuur. Zonder een pleidooi tegen bouwen te houden is Bouman van mening dat de architect zich vooral moeten toeleggen op de ruimtelijke opgave, het ruimtelijk inzichtelijk maken van maatschappelijke processen. Niet iedereen in de zaal was het met Boumans definitie van de essentie van het vak eens. Zo bedeelde de één de architect meer een rol als regisseur toe en was een ander van mening dat geaccepteerd moest worden dat een architect nu eenmaal meester van de bakstenen is. De ene vraag riep een andere op en wanneer de organisatie niet na anderhalf uur had ingegrepen had de ‘lezing’ vast tot diep in de nacht geduurd. Het succes van de avond, de mate waarin de zaal participeerde, was tevens een grote bevestiging dat een tijdschrift dat kritische vragen stelt niet gemist kan en mag worden in Nederland.