Recensie

Architectuur als decor – reactie

Floortje Louter schreef een lovende recensie over het samenwerkingsproject van choreograaf Frédéderic Flamand en architecte Zaha Hadid, de dansvoorstelling Metapolis. Pauline van Roosmalen reageert hierop, volgens haar was er nauwelijks enige synthese tussen choreografie en decor.

Er was een tijd dat, uitzonderingen daargelaten, architecten zich bezig hielden met architectuur en theatermakers zich concentreerden op theater. Dat wil niet zeggen dat ’theater’ vreemd is aan het wezen van architectuur, of theater zich nooit met architectuur heeft ingelaten. Er zijn voldoende voorbeelden van theatrale architectuur en architectonisch interessante decors. Het is niet altijd duidelijk waar het één ophoudt en het ander begint: een kwestie van de juiste balans.

Die balans ontbreekt in de voorstelling ‘Metapolis’ die choreograaf Frédéric Flamand maakte voor zijn dansgezelschap Charleroi/Danses-Plan K. Wat heet een samenwerking te zijn tussen choreograaf en decor- en kostuumontwerper (architecte Zaha Hadid) eindigt vooral als een conventionele theatrale vertoning van het gedachtegoed van de laatste.

Wat we zien is een decorstuk in de vorm van een soortement brug, opgebouwd uit drie gestapelde lagen die afzonderlijk te verplaatsen zijn, een achterdoek met wisselende beelden (stadsbeelden, tentenkampen, sloop) die veelal weergaven zijn van projecties op de bovenzijde van de decorstukken of op lappen stof (gebruikt als los element of als kledingsstuk van de dansers), eindeloze lichtwisselingen, en dans.

In die volgorde. De betekenis en kwaliteit van de dans aan de voorstelling is nagenoeg te verwaarlozen. Of het zou moeten zijn dat de bewegingen, dankzij de fysieke mogelijkheden van de dansers, de kledingstukken soms zodanige vormen doen aannemen dat de daarop geprojecteerde beelden in wel zeer grillige vormen op het achterdoek te zien zijn.

Vanwege hun nietigheid in relatie tot het decor alsook de totaal oninteressante dansfrases hadden de dansers, waren ze geen intermediair voor de filmbeelden geweest, evengoed weggelaten kunnen worden.

Ook wanneer de voorstelling niet als dans- maar als theatervoorstelling wordt beoordeeld krijgt ‘Metapolis’ van mij een dikke onvoldoende. Onder andere vanwege de frequente en platvloerse clichés en het welhaast ontbreken van ruimte voor eigen interpretaties door de toeschouwer. Ter illustratie: het uitgesproken en indringende karakter van het beeldmateriaal ontneemt de kijker alle ruimte voor eigen associaties met het thema van de voorstelling; de overgang van eigentijdse muziek, die de filmbeelden van luchtopnamen van steden begeleidt, naar stemmige vioolmuziek wanneer de film beelden toont van tentenkampen en mensen die manden met klei volscheppen, is een wel erg platgetreden pad; om nog maar te zwijgen van een scène waarbij de belichting een ondergaande zon suggereert, de muziek associaties oproept aan Californië of Hawaï en dansers heupenwiegend over het toneel gaan.

Flamands belangstelling voor ruimte, beweging, tijd en de onderlinge manipulatie en interactie tussen deze drie is niet slechts voor de gelegenheid uit de kast gehaald. ‘Muybridge’, de voorstelling die Flamand ontwikkelde in samenwerking met architecten Diller & Scofidio en vorig jaar in het Muziektheater in Amsterdam te zien was, was door dezelfde thema’s geïnspireerd. Het verschil met de huidige voorstelling is echter dat in ‘Muybridge’ (hoewel soms wat langdradig) een interessante en prikkelende voorstelling was. Dat kan van ‘Metapolis’ niet gezegd worden.

De vraag is wat de makers met ‘Metapolis’ met hun samenwerking beogen, op welke manier die samenwerking tot stand komt en hoe deze functioneert. Want terwijl Hadids bijdrage niet uitstijgt boven het niveau van een goed decor- of kostuumontwerper, kan het eindproduct nauwelijks het resultaat van een evenwichtige samenwerking tussen beide ontwerpers genoemd worden. Waarom interdisciplinair werken als het eindresultaat niet meer oplevert dan een thema, een dominante maar traditionele aankleding en een niet overtuigende choreografie? Met ingenieuze filmprojecties, een fraai vormgegeven decorstuk en een kast vol kostuums maak je geen boeiend 80 minuten durend theater.

Hadid heeft haar visitekaartje als decorbouwer afgegeven. Wat mij betreft mag ze door naar een volgende productie mits haar bijdrage en die van de choreograaf (of om het even welke theatermaker) tot een vruchtbaarder kruisbestuiving leidt en een in álle opzichten interessante voorstelling ontstaat. Flamand en Hadid zijn daarin niet geslaagd.

De images waar Hadid volgens Max van Rooy (NRC Handelsblad 2 maart 2001)alleenheerseres van is, leveren geen boeiende theatervoorstelling op. Daarvoor is het NAi mogelijk toch meer het aangewezen medium. Of een boek.

Degene die meer wil weten over de wisselwerking tussen architectuur en beweging vervoege zich 26 maart bij de TU Delft. Daar zal choreografe Krisztina de Châtel een lezing geven tijdens de Stylos-workshop ‘Ontwerpcontrast. Research in Motion’.