In het kader van Breeze of AIR en het nog net niet verschenen nieuwe nummer van OASE vertelden Helen Tomas en Simon Irvin gisteren in het Nederlands Architectuur instituut over de relatie tussen tuinen en architectuur.
Deze relatie is volgens de redactie van OASE een onderbelicht onderwerp in de literatuur. Na lang zoeken kwamen echter onverwachte onderwerpen naar boven. Dit leverde zoveel interessant materiaal op dat het thema is verdeeld over twee nummers. Nummer 55 dat gisteren gepresenteerd had moeten worden behandeld de statische kant van de relatie tussen huis en tuin, terwijl het daarop volgende nummer dat eind april wordt verwacht juist ingaat op het onvoorspelbare van groeiprocessen.
Met een academische lezing belichtte Helen Tomas de ontwikkeling van tuinen in het Mexico van de jaren ’40 en ’50 van de twintigste eeuw. Met de naoorlogse ontwikkeling van het individualistisch besef gaf Luis Barragan een nieuwe betekenis aan het begrip tuin. Als projectontwikkelaar in het onontgonnen vulkanische landschap van zuid-west Mexico probeerde hij mensen warm te laten lopen voor dit nieuwe land. Hij transformeerde deze woestenij vol gevaren tot een plek van serene rust voor de individuele retraite. Hij plaatste vreemde objecten die het midden hielden tussen een natuurlijk fenomeen en een menselijke interventie, zoals fonteinen uit de rotswand van een kloof, om zo een nieuwe betekenis aan het landschap te geven. Hij gaf stedelijke namen als plein en vijver aan natuurlijke elementen en vlakte de bodem uit zodat de rotsen als half verzonken objecten werden geaccentueerd. Deze elementen vormden de natuurlijke afscheidingen tussen de tuinen. Temidden van deze ingrepen plaatste hij streng modernistische woningen die op een subtiele manier het grillige landschap in de plattegrond toelieten. De woningen en tuinen van Barragans tijd- en landgenoot Juan O’Gorman vormden juist een verlengstuk van het woeste landschap. Grotwoningen, kronkelende paadjes, Azteekse mozaïken en verwilderde tuinen moesten een oude identiteit geven aan het nieuwe Mexico. Waar Barragan een klinische veiligheid nastreefde leken de woningen van O’Gorman juist op tochtige en lekkende sculpturen uit vervlogen tijden, temidden van een quasi archeologisch landschap.
Van een geheel andere orde was de lezing van de Engelse Zweed Simon Irvine die met klei onder zijn voeten en zoete aarde in de mondhoeken een lyrisch verhaal vertelde over de eetbaarheid van de natuur. Opgeschrikt door de allesoverheersende beheersdrang van de moderne mens zoekt Irvine in zijn ontwerpen naar het dynamische ongecontroleerde, naar de natuurlijk smaak en verschijningsvorm van ongemanipuleerde botanie. Door zijn Engelse grappen vol ironie leek het een verhaal te worden van een vrolijke tuinier die zonder het zelf te beseffen opeens voor een theoretisch geschoold publiek ergens in een zaaltje in Rotterdam terecht was gekomen. Met zoete romantiek vertelde hij over de smaak van groene kolen, over de kleur van de wilde narcis vlak voor de Skandinavische nacht valt, de geur van snijboontjes in het najaar en vooral de extatische ervaring van het eten van al dit schoons. Maar ook over het viooltje dat van de Alpenrotsen in de voortuinbloembak een andere bloem is geworden. Vol afschuw vertelde hij over taai oneetbaar gras dat als een onuitroeibare plaag elk stukje restruimte als een rol aanbiedingstapijt bedekt. Liever ziet hij weelderige peterselie tussen bloemen uitkomen. Met grote tevredenheid liet hij zien hoe de huiselijke pompoenen op de vensterbanken van elk woonkamerraam door hun zure rottingssappen de verf langzaam verteerden en hoe het jaar daarop de IKEA plotseling papieren pompoenen verkocht.
Zijn tuinen die telkens een cyclus van een jaar doorlopen worden in het voorjaar als keurige patronen in bedden van Barokke tuinen aangelegd om met de komst van de zomer zich te ontwikkelen tot een strak georganiseerde chaos. Vlak voordat de koude noordelijke winter de tuinen zal vangen in maanden van sneeuw en ijs organiseert Irvine een groots eetfestijn temidden van de te oogsten tuin. Geen enkel stukje groen of bloempje heeft hier geen culinair nut. Alles zal worden verorberd, zodat hij na afloop voldaan met een bolle buik de restanten ziet wegrotten in de gure najaarsregen.