Feature

Design intelligence: op zoek naar de aannemelijke waarheid

Afgelopen dinsdag gaf Micheal Speaks een lezing in het Berlage instituut. Na een samenvatting over architectuur en theorie in de afgelopen eeuw, ging Speaks in op de nieuwe richting waarin deze zich begeven: ‘Design Intelligence’.

Michael Speaks onderscheidt drie perioden in zijn overzicht van architectuur, theorie en maatschappij in de afgelopen eeuw. Van 1900 tot 1960: Philosophy, het Modernisme, uitgaande van één waarheid. Van 1960 tot 1990: Theory, het Postmodernisme. De verwerping van één waarheid, deze wordt vervangen door een aantal 'simulacra' (schijnbeelden). Van 1990 tot nu: Intelligence, het Supermodernisme. De benadering van de waarheid tot een 'plausible truth'; de aannemelijke waarheid.

Speaks vat deze ontwikkelingen samen in een matrix van begrippen die hij in rap tempo met ons doorneemt. Al snel belanden we bij de tweede periode: architectuurtheorie. In deze periode wordt de modernistische waarheid verworpen en theorie vormt hierbij een wapen. Het werk van een aantal Franse filosofen (Derrida, Deleuze) wordt in het Amerikaans vertaald, volgens Speaks het begin van de architectuurtheorie. In de jaren daarna dreigt architectuurtheorie zelfs een aparte tak van sport te worden. Dit wordt door architecten soms als afvallig gezien: 'you're leaving the church. They will start praying for you', aldus Speaks.

Eén waarheid bestaat dus niet meer en wordt vervangen door een aantal schijnwaarheden, 'simulacra'. Als anekdote hierover noemt Speaks de biografie van Nat Tate, een onbekende expressionistische schilder, geschreven door William Boyd. Deze biografie zorgde voor een ware hype rondom de schilder, met exposities en publicaties van 'teruggevonden' werk. Dit terwijl Nat Tate helemaal niet bleek te bestaan! De schijnwerkelijkheid was blijkbaar goed genoeg.

Simulacra bleken ook voer voor architecten, theoretici en alles daartussenin. Je profileren als theoretisch architect was destijds niet moeilijk, je las gewoon een aantal Franse filosofen, om er vervolgens je eigen werk mee te doorspekken, grapte Speaks.

Uiteindelijk kwamen in 1988 met het Deconstructivisme architectuur en theorie weer samen. Het waren de hoogtijdagen van architectuurtheorie, resulterend in een stroom van publicaties en tijdschriften, waaronder Oppositions, ANY en Assemblage.

In de jaren 90 kwam in de architectuur een nieuwe ontwerppraktijk op, gekenmerkt door thinking by doing. Dit resulteerde in een nieuwe derde stroming: het Supermodernisme. Kernvraag in deze stroming is how to make chatter into intelligence; hoe vanuit een veelheid van informatie een slim ontwerp te creëren.

Hiervoor zijn bepaalde intelligence mechanisms beschikbaar. Algemeen voorbeeld zijn de polling sites, websites waar men zijn mening over een bepaalde vraag kan uitbrengen, om vervolgens uit de gemene deler een bepaalde voorspelling te doen, bijvoorbeeld over de komende Oscaruitreikingen, maar ook over het volgende doelwit van terroristische aanslagen. Polling is dus een mechanisme om een aannemelijke werkelijkheid te creëren, als vorm van intelligentie.

In de ontwerppraktijk worden digitale technieken als intelligence mechanisms toegepast. Speaks onderscheidt hierin twee bewegingen: Formalism, waarbij software wordt gebruikt om de ultieme vorm te genereren, en Orgware, waarbij software wordt gebruikt om bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen te voorspellen, zoals in scenario's of als rapid-prototyping. Een voorbeeld hiervan is software als de Regioplanner of het interactieve Logica WiMBY-project van Crimson in Hoogvliet. Met deze mechanismen kan het ontwerp evolueren tot een intelligent antwoord op de veelheid aan vragen, als plausible truth, de aannemelijke waarheid. Deze ontwerpmethodieken worden door Speaks Design Intelligence genoemd, ook wel bekend als Performative Architecture.

Maar wat betekenen deze mechanismen voor de architectuur professie?

We zijn geconfronteerd met het feit dat er niet een waarheid, maar op zijn best een plausible truth bestaat. Om deze te genereren kunnen we gebruik maken van intelligence mechanisms als scenario's of rapid prototyping. Maar met welk doel? Om een veelheid aan oplossingen te genereren? Vraagt Alejandro Zaera Polo zich na het verhaal van Speaks af. Speaks kan alleen concluderen dat deze nieuwe mechanismen er zijn, maar een veelheid aan oplossingen als einddoel is een zwaktebod. Het is juist aan de architect om deze in een synthese bijeen te brengen.

Een methode om prototypes of scenario's te beoordelen ontbreekt dus blijkbaar nog. Of in Vedran Mimica's woorden: 'we are more in a need for a critical theory then ever!' Het moge voor theoretici duidelijk zijn: welcome back to church!