Recensie

6,5 miljoen woningen… en zo weinig te vertellen

Honderd jaar geleden werd de woningwet aangenomen, een heugelijk feit en voldoende aanleiding voor een terugblik. In het hele land worden tentoonstellingen lezingen en manifestaties georganiseerd. Vladimir Stissi bezocht 6,5 miljoen woningen ‘de nationale expositie over wonen ter gelegenheid van 100 jaar woningwet’.

De herdenking van 100 jaar Woningwet in Nederland begint langzamerhand steeds meer op een slechte klucht te lijken: chaotisch, potsierlijk, behoorlijk ‘over the top’ en uiteindelijk meer treurigstemmend dan komisch. Na een goedbezochte tentoonstelling in De Beurs van Berlage – die ondanks blockbuster-pretenties weinig meer bood dan een rijtje ongeïnspireerde stijlkamers en een bouwgeschiedenis van Amsterdam in de 20ste eeuw – is het nu de beurt aan de enige echte nationale tentoonstelling, 6,5 miljoen woningen, in Las Palmas in Rotterdam. Geen stijlkamers deze keer, in plaats daarvan is een blik hip design opengetrokken waar je u tegen zegt. De volstrekt kale pakhuisruimte is volgezet met leuke gimmicks en gadgets, waarin met enige moeite ook nog een tentoonstelling te ontwaren is. Intrigerend om te zien en doorheen te dwalen, maar wie er van wil opsteken heeft minstens een vervolgcursus designleeskunde nodig, en een rijke fantasie soms.

Behalve een historisch overzicht op fotopanelen, met erg clichématige en inhoudelijk vaak slordige teksten, hebben de tentoonstellingsmakers namelijk weinig te vertellen over die 6,5 miljoen woningen in 100 jaar. Grote delen van de tentoonstelling, die opgedeeld is in thematische paviljoens, ruimtes of gebieden, zijn nauwelijks voorzien van enige zinnige toelichting. Kijkpret is blijkbaar genoeg. Zo is het thema ‘luxe wonen’ geïllustreerd door een kas vol historische maquettes van grote huizen, met keurige maar weinigzeggende tekstbordjes erbij; het onderdeel ‘welstand’ moet het daarentegen doen met een caravan in een bos, waarin de bekende TV-documentaire over dat onderwerp wordt getoond, voor de vier mensen die in de caravan passen althans. Soms is er wel weer tekst, maar is die niet goed te volgen: de schrijnende toestanden van voor de Woningwet worden getoond in een huis van kartonnen dozen (even doordenken), waar schijnbaar lukraak de teksten en foto’s op zijn geprint. Grappig hoor! En dan is er bijvoorbeeld ook een zogenaamde minimumwoning volgens het huidige bouwbesluit, met allerlei relevante citaten daaruit op de wanden geplakt. Jammer alleen dat het 1 op 1 model op onderdelen veel groter is dan de geciteerde minimumeisen, een weinig realistische indeling heeft, en uit kaal hout bestaat. Wat is de zin van deze benauwend ruime mega-krat? Gelukkig is er ook echte, nuttige informatie: de cijfer-zaal is helemaal volgeplakt met alle belangrijke statistieken en grafieken over 100 jaar wonen in Nederland. Dat alleen een paar freaks daar zo wat aan hebben, ach, dat maakt klaarblijkelijk niet uit. Het moet me van het hart, ik heb me prima vermaakt toen ik op de tentoonstelling was, maar naarmate ik er meer aan terugdenk erger ik me steeds meer aan de minachting voor het publiek en voor de Woningwet die er uit spreekt. Is er dan echt niets zinnigs te zeggen zonder dat het overschreeuwd wordt door loze vorm?

De catalogus 6,5 miljoen woningen. 100 jaar woningwet en wooncultuur in Nederland lijdt helaas onder dezelfde irritante over-vormgeving als de tentoonstelling, en heeft ook weer weinig inhoudelijks te bieden. Weliswaar staan er behoorlijke lappen tekst in, die adequaat het noodzakelijke aan informatie bieden, maar daar houdt het wel mee op. Nieuw onderzoek is blijkbaar niet nodig geacht, en verfrissende visies op bekende gegevens zijn ook al niet gevonden. In plaats daarvan wordt het al vaker vertelde succesverhaal met wat kanttekeningen nog een keer gepresenteerd, vanuit een wel heel institutionele visie. De ene wet, organisatie, of corporatie volgt de andere op, en hoofdstukken gaan bijvoorbeeld over ‘het rijtjeshuis’, ‘de flat’ en de gemiddelde ideeën daarover, dat wil zeggen, vooral de manier waarop de huidige beleidselite over zulke dingen denkt of op de afgelopen decennia terugkijkt. Een onafhankelijke, werkelijk historische visie of analyse ontbreekt vrijwel.

Bovendien komen mensen, of het nu bewoners zijn of planners of architecten of de bedenkers van de Woningwet 100 jaar geleden, amper aan het woord. Net zo makkelijk als in het huidige volkshuisvestingsbeleid onder het mom van ‘voor elk wat wils’ iedereen verplicht de vrijheid om te kiezen wordt opgelegd, of je nu wat te kiezen hebt of niet, wordt in deze catalogus de geschiedenis gehomogeniseerd tot een technocratische abstractie, een opeenvolging van technologische, maatschappelijke en bestuurlijke processen, die bijna vanzelf lijken te verlopen. Al lezende kreeg ik er het nare gevoel van dat ons hier een geschiedenis en een toekomst van de volkshuisvesting worden opgedrongen op precies die paternalistisch manier waar de jaren vijftig en de Victoriaanse tijd nu zo om bespot worden: ‘ja, van 100 jaar Woningwet en 6,5 miljoen woningen hebben we zoveel geleerd dat het nu eindelijk echt helemaal goed gaat komen, werkelijk waar, de hogere machten zorgen voor u en weten wat het beste is.’ Waar zijn de nuance, de relativering?

Dit alles is daarbij grotendeels geschreven in een abominabel ambtelijk proza, vol jargon, kromme zinnen en stijlfouten. Absoluut dieptepunt is het hoofdstuk over de techniek van de woningbouw, dat hier en daar hilarische trekken heeft – tenzij je natuurlijk in een alinea over het Amsterdamse Betondorp wil weten wanneer het beton is uitgevonden. Wat de eindredactie en tekstredactie van dit boek hebben uitgevoerd blijft duister. Of was er misschien geen geld meer voor dat soort luxe? Ook de selectie van de, op zich vaak mooie en interessante, illustraties, die blijkbaar grotendeels, maar niet helemaal, onafhankelijk van de tekst heeft plaatsgevonden, is intrigerend mysterieus.

Het enige inhoudelijke lichtpunt in het boek is het stuk van Timo de Rijk over de modernisering van het huishouden, maar deze wat vreemde eend in de bijt is dan ook wel weer een herhaling van eerder (en uitputtender) eigen werk van de auteur. Hoe dan ook, dit stuk is in ieder geval goed geschreven en prettig leesbaar, en je steekt er nog wat van op.

Wie verder echt wat over 100 jaar Woningwet en woningbouw in Nederland wil weten moet intussen nog steeds elders terecht. De boeken over 25 jaar en 50 jaar woningwet zijn wat dat betreft nog steeds interessant, voor de tijd die ze bestrijken uiteraard. De bibliotheek is geduldig. En verder moeten we misschien maar volgend jaar, als de Woningwet 100 jaar in werking is (hij is alleen maar aangenomen in 1901) een echt jubileum vieren, zonder bobo’s met een politieke agenda.