Rondom de mooiste toren van Rotterdam, de faculteitshoogbouw van het Academisch Ziekenhuis, zal de komende 20 jaar worden gesloopt en gebouwd. Vorige week woensdag presenteerde de raad van bestuur de ruimt 1,5 miljard kostende nieuwbouwplannen van EGM Architecten.
De operatie is noodzakelijk aangezien een groot deel van de huidige bebouwing – op het faculteitsgebouw na – sterk is verouderd. Het nieuwe complex, Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (EMCR) zal met circa 300.000 m2 bvo één van de grootste gebouwen van Nederland en één van de meest vernieuwende en omvangrijke medische centra van West-Europa worden. De sloop van een groot deel van de bestaande oudere bebouwing en de gefaseerde bouw en uitbreiding is op zich al een enorme operatie, maar wordt extra bemoeilijkt doordat het ziekenhuis en de faculteit tijdens de bouw gewoon moeten blijven functioneren. En dit alles op een binnenstedelijke locatie, die straks kleiner zal zijn dan de locatie waarop de huidige gebouwen staan. Het wordt daarmee tevens één van de meest ambitieuze verdichtingsplannen die we kennen.
Gedurende de sloop- en bouwstroom, die naar verwachting pas in 2020 volledig zal zijn afgerond, wordt het zogenaamde 'oprolprincipe' gehanteerd. Er wordt begonnen met de bouw van facilitaire functies op een plek waar zich nu nog weinig of geen bebouwing bevindt. Het vervolgtraject concentreert zich op bestaande gebouwen die bouwkundig in slechte staat verkeren en die tevens het minste programma bevatten. Gedurende het voortgaande sloopproces zal er steeds vervangende nieuwbouw gereed zijn, zodat interim-voorzieningen tot een minimum beperkt zullen blijven.
Uiteindelijk zal een uiterst compact bouwvolume ontstaan, waarin dankzij een raster van hoofdontsluitingen en dwarsverbanden (mega-infrastructuur) een netwerkstructuur wordt opgebouwd waarbinnen de verschillende onderdelen een plaats zullen innemen. De grootste uitdagingen van deze complexe bouwopgave liggen in de logistiek van aan- en afvoer van bouwmateriaal, in een vloeiende afwikkeling van het 'oprolprincipe' en in het voorkomen van bouwoverlast. Er wordt hiervoor onder meer gedacht aan het vergaand prefabriceren van zo mogelijk complete gebouwdelen die dan wellicht over het water kunnen worden aangevoerd.