Recensie

Wat laat architectuurfotografie zien?

Neutronenbomfoto’s, gekenmerkt door een strak blauwe of grijze lucht waaronder een ideaal uitgelicht stukje zoogdiervrij Hollands modernisme, zijn binnenkort hopelijk verdwenen. Het gebouw gedraagt zich op dat soort platen als fotomodel, gehuld in de nieuwste creatie van aanstormend talent architect X. Deze promotionele betonprostitutie (baksteenporno?) is hopelijk snel passé. De relatie mens – gebouw staat weer centraal, en dat gaat zonder enige twijfel ook in de fotografie tot uiting komen.

Presentaties

Architectuurfotografie gaat veranderen, let maar op. Weg is straks de mensloze architectuurshow. De moderne woonconsument, een term waar nog al eens gekscherend over wordt gedaan, heeft er in ieder geval mede voor gezorgd dat wij, gebruikers van gebouwen, er ook ’s een keertje op mogen. Het zit zo: huizen verkopen moet, dus in folders van makelaars en projectontwikkelaars dient een huis er zo appetijtelijk mogelijk uitzien. Maar waarom dat voor zichzelf respecterende architectuurbladen of boeken ook zou moeten gelden, is me altijd een raadsel geweest. Of is het hier de architect die zichzelf uitvent, via zijn laatst geschapen lustobject? ‘Geile plaatjes moeten er in’, hoor ik wel eens in welingelichte architectuurboekenkringen, ‘want die verkopen goed.’ Hoe gelikter, des te lekkerder. En dat utopisch wensbeeld moet juist op een foto zo veel mogelijk worden benaderd. Foto’s hebben immers een zweem van objectiviteit, registreren zogenaamd het werkelijk bestaande, en als het mooi is op de foto ‘is’ het ook mooi. Desnoods gebruikt men nog liever een computerpresentatie dan een foto van de ruwbouw om de kunstmatig opgewekte idylle niet te verstoren.

Kunst

Dat het ook anders kan blijkt bijvoorbeeld uit het verrassende fotowerk van Theo Baart (meest recente boek ‘Atlas van de Verandering’) en Bianca Pilet (zie onder andere het boek ‘Buitenwijk’). Op deze foto’s zien we, behalve bouwwerken of andere ruimtelijke projecten, ook toevallige voorbijgangers, gelukkige VINEX-bewoners en vrolijk volk in de openbare ruimte. En dan is er de kunstenaar Andreas Gursky, een Duitse fotograaf die onlangs een grote overzichtstentoonstelling had in het Museum Of Modern Art in New York. De imposante, schitterend gedrukte catalogus daarvan is net uit. ‘Echte’ kunst dus, maar het heeft zeker te maken met architectuurfotografie. Ten eerste: Gursky foto’s gaan over gebouwen, openbare ruimte (binnen én buiten), massacultuur en natuur. Ten tweede: de relatie mens – ontwerp staat centraal. De mensen spatten van het scherm af, zoals het detail van May Day IV (2000) op de voorpagina laat zien. Dansende mensen, is dat niet dé manier om het wezen van een discotheek te laten zien, om die typologie te laten stralen? Zo staan er ook foto’s in van de Amsterdam ArenA mét voetballers (gek genoeg doet het gras het fantastisch in Gursky’s state-of-the-art techniek), van kantoorgebouwen met werknemers, van woningbouw in Parijs (met bewoners) en van verschillende beursvloeren, natuurlijk mét handelaren. Het is de mens die de ruimte maakt, bepaalt en zijn bestaansrecht geeft.

Activiteit

Gursky is een liefhebber van de schilderijen van Jackson Pollock. De werken van Pollock zijn te zien als ‘sporen van activiteit’. Waar Pollock met de kwast geweest is en welke laag het laatst is opgebracht, is goed te zien. Een werk van Pollock is een verslag in verf van het maken van een schilderij. Gursky’s foto’s zijn ook een verslag, van waar en wanneer hij ergens was. We weten ook dat hij zijn camera bij zich had. Meer niet. Een foto kan slechts vastleggen en niets onthullen, het eeuwige dilemma van de fotograaf. In het boek staat niet voor niets een foto van een schilderij van Pollock (One; Number 31, 1950). Sporen van activiteit, dat zien we, en daar heeft Gursky zijn eigen ‘klik’ aan toegevoegd.Wie goed kijkt, ziet op alle foto’s van Gursky sporen van menselijke activiteit. Het meest treffend zijn de platen (sommige zelfs 2 bij 5 meter groot) van imposante natuur- of stadsgezichten waar de mens zijn sporen, hoe nietig ook, heeft nagelaten. Het zijn die sporen van menselijke activiteit die ik zo mis op de neutronenbomfoto’s. Architectuurfotografie gaat veranderen, en de architect, de projectontwikkelaar, de krant en het tijdschrift gaan daar als opdrachtgevers van fotowerk een belangrijke rol in spelen.