Feature

Schoonheid in junkspace

Op de faculteit Bouwkunde in Delft loopt het onderzoeksproject NRO5, waarin het concept van de randstad als Deltametropool wordt onderzocht. In het kader daarvan vond woensdag 26 september de derde serie lezingen plaats. Verschillende critici, waaronder Jo Coenen en Adriaan Geuze, gaven hun visie op schoonheid ten aanzien van de Deltametropool. Het bleek dat mobiliteit een grote rol speelt in de ervaring van (stedelijke) schoonheid. Janneke van Bergen doet verslag.

Belangrijk is de vraag wat schoonheid nog betekent in deze tijd van globalisering, VINEX en nieuwe natuur. Schoonheid wordt niet uitgesloten, maar krijgt door deze ontwikkelingen wellicht een nieuwe betekenis. Liane Lefaivre startte de serie lezingen met een toelichting op het ontstaan en de ontwikkeling van het idee van schoonheid: de Deltametropool gezien in het licht van Vitruvius. Het blijkt dat vanaf de 17e eeuw het Vitruviaanse idee van schoonheid (ordeleer) geleidelijk aan is verdrongen door een nieuwe esthetische waarde: de schoonheid van het sublieme, oftewel de omarming van de disharmonie, wanorde en chaos. In de 19e eeuw heeft dit zich ontwikkeld in de schoonheid van techniek, later gevolgd door de schoonheid van commercie, anonimiteit en mobiliteit. Juist het adopteren van de 'lelijkheid' van de hedendaagse metropool als ontwerpopgave is essentieel voor de toekomst, aldus Lefaivre. Als voorbeeld gaf zij een aantal projecten die in de periferie zijn gebouwd, zoals de sporthal van Riccioti. Ook pleitte zij voor mobiliteit als opgave, zoals in Kevin Lynches The view from the road (1964). Hier zijn alle elementen van de metropool opgenomen in één compositie: de route.

De tweede lezing werd gegeven door Prof. Assembergs. Hij bekeek de Deltametropool vanuit cultuurhistorisch perspectief. Het concept van de Deltametropool, waarin de randstad als een eenheid wordt gezien, is volgens hem vrij radicaal. Het breekt met de traditie van het stedenlandschap, het mozaïek van verschillende culturele eenheden waaruit de randstad is opgebouwd. Het is logischer om dit 'mozaïekmodel' te continueren en te integreren in grotere concepten. Dit kan door accent te blijven leggen op de verschillende onderdelen van de Deltametropool, zoals watersystemen en landschapstypen. Deze karakteristieken kunnen dan weer als uitgangspunt worden genomen voor behoud of vernieuwing.

Een dergelijke uitgangspunt is ook terug te vinden bij Adriaan Geuze, die zijn ideeën over schoonheid op een filosofische manier uiteenzette. Geuze keert zich tegen een aantal huidige veronderstellingen, zoals het idee dat natuur goed is en de mensheid slecht, dat autoverkeer hinderlijk is en een ontwerp alleen rationeel en functioneel moet zijn. Hij pleitte voor de heroiek van het kunstmatige landschap, de verheerlijking van het moment, de auto als het ultieme middel om het landschap te ervaren en de kracht van illusie.

Maar wat betekent dit nu voor de schoonheid van de Deltametropool? Moeten we toch terug naar de som der delen, of is er inderdaad de 'celebration of the metropolis' mogelijk'? Jo Coenen bekeek de Deltametropool uit het perspectief van andere wereldsteden, en bleef sceptisch over de identiteit van de Deltametropool. Hij erkende dat een belangrijke drager de delta, oftewel het water is, maar andere grootstedelijke eigenschappen zoals hoge dichtheden, iconen en duidelijke begrenzing ontbreken nog.

Moshe Zwarts toonde hoe zijn bureau omging met de consequenties van een metropool, met mobiliteit als belangrijkste ontwerpopgave. De esthetiek van techniek was wederom zijn relaas.

Het is duidelijk dat een eenduidig recept voor schoonheid in de metropool niet te geven is. Wel bewijst deze dag de potentie van het verborgene; het omhelzen van de periferie voor de schoonheid van grootstedelijk leven. Naast de verheerlijking van het moment of de sublieme schoonheid van wanorde, speelt mobiliteit een essentiële rol bij de oplossing van dit vraagstuk. Daarmee worden al deze momenten aaneengeregen en tot een choreografie gesmeed: het verhaal van de Deltametropool.