Recensie

Uit eigen huis

Zondag 14 oktober opent in de grote zaal van het NAi de expositie Uit eigen huis. De mooiste huizen uit de collectie van het NAi. De eerste tentoonstelling van directeur Aaron Betsky maakt direct duidelijk waar hij de komende periode het accent op gaat leggen: het actuele debat en de rol die de collectie hierin kan spelen..

De in juli aangetreden Betsky is van mening dat het NAi op de eerste plaats het archief van de Nederlandse architectuur na 1800 is. Op de tweede plaats is het NAi een museum en op de derde plaats een instituut waar debatten worden gehouden. Een primaire taak van het NAi is volgens Betsky het verzamelen van het cultureel architectonisch erfgoed, om het daarna wetenschappelijk te onderzoeken en te ontsluiten. De schat aan informatie die hierbij vrij komt, kan later worden ingezet in maatschappelijke debatten, bijvoorbeeld door het aanreiken van alternatieven. De tentoonstelling Uit eigen huis moet ook binnen dit kader begrepen worden. In het huidige debat over particulier opdrachtgeverschap spelen, naast vele andere kwesties, ook vragen over de rol en relevantie van de architect binnen dit bouwproces. Door het tonen van woonhuizen die architecten in opdracht van particuliere opdrachtgevers hebben ontworpen, wil Betsky laten zien dat het wel degelijk waarde heeft een architect bij zulke opdrachten te betrekken.

De tentoongestelde projecten beslaan tezamen een periode van meer dan anderhalve eeuw, van 1800 tot 1970 en tonen een keur aan architectuurstijlen. De woonhuizen zijn gerangschikt naar het type omgeving waarin ze staan: stad, suburbia, buiten en de voormalige koloniĆ«n. Van de woningen worden presentatietekeningen getoond, soms een maquette, een andere keer foto's, aangevuld met een tijdschriftartikel, of correspondentie tussen opdrachtgever en architect, tekeningen van speciaal ontworpen meubels of een kleurenschema. Door de gehanteerde selectiecriteria van de samenstellers, het materiaal moest divers en visueel aantrekkelijk zijn, worden enkele voor de hand liggende projecten niet getoond worden. Ook zijn er geen projecten te zien van recentere datum, domweg omdat materiaal van deze woningen (nog niet) in het bezit van het NAi is. Er zijn echter genoeg andere interessante projecten op de tentoonstelling te zien, zoals Kasteel De Haar in Haarzuilen (P.J.H. Cuypers), woonhuis Van Danzig in Santpoort Zuid van G. Rietveld en de woning die J.F. Berghoef ontwierp voor Wim Kan in Kudelstaart. Later in het jaar zullen twee lezingenavonden georganiseerd worden die een directe relatie hebben met de tentoonstelling. Met een dergelijke opzet laat Betsky zien wat hij met het NAi wil, gebruikmakend van alle middelen die hem tot doel staan – collectie, museum en instituut – zinnige bijdragen leveren aan het actuele maatschappelijke debat in Nederland.