Recensie

Dat is architectuur (2)

Zo’n dik boek, dan kunnen er wel twee recensies af. Naast de versie van Piet Vollaard, nu ook chef boekenlezer Allard Jolles enthousiast.

Een architectuurboek met bijna 900 bladzijden zonder ook maar één plaatje: dat is ‘Dat is architectuur’. Een redactie bestaande uit vier Belgen (Hilde Heynen, André Loeckx, Lieven de Cauter en Karina van Herck) heeft het onmogelijke gedaan. Meer dan honderdvijftig sleutelteksten over architectuur uit de twintigste eeuw staan in één band, in het Nederlands ook nog, allemaal zeer overzichtelijk bij elkaar gebracht en voorzien van een korte, situerende inleiding. En de redactie heeft het daar niet eens bij gelaten. Verschillende architectuurthema’s uit twintigste eeuw worden apart behandeld, onder verwijzing naar teksten in het boek of teksten die er om wat voor reden dan ook niet in staan. Een gemiddelde website heeft beduidend minder ‘links’. Mede daardoor – en door het handige register – is het boek méér geworden dan een studieboek voor architecten of historici. Het heeft het in zich de ruggengraat te worden van iedere Nederlandse architectuurbibliotheek, ook die bij u thuis. De opvallend zorgvuldige uitvoering en de prachtige vormgeving, compleet met twee leeslinten, maken ieder ‘bezoek’ aan de pagina’s tussen de kaft, hetzij met een doel, hetzij ter verpozing, tot een bijzonder aangename ervaring. Dit is pure viagra voor de boekenfetisjist.

Compleet?

Zo’n overzicht van sleutelteksten is natuurlijk nooit compleet. Er is altijd wel iemand die er niet in staat of van wie naar eigen inzicht een ‘verkeerde’ tekst is opgenomen. De redactie van deze bloemlezing geeft in haar inleiding tekst en uitleg over bovenstaand probleem in niet mis te verstane, licht Belgisch gekruide bewoordingen. ‘De keuze die we gemaakt hebben is onvermijdelijk gekleurd’, staat er bijvoorbeeld, en: ‘het mag duidelijk zijn dat we bij dit alles geenszins volledigheid kunnen claimen.’ De samenstellers doen geen enkele poging objectiviteit te veinzen, en verdedigen hun keuzes met souplesse en humor. De voorkeuren van de redactie hebben samen met formele selectiecriteria tot voorliggende selectie geleid. In het algemeen zijn de kwaliteit van de tekst, het historisch belang en de relevantie voor het hedendaagse architectuurdebat doorslaggevend geweest. Maar hoe meet je dat, historisch belang, of relevantie? De uitkomst van die vraag zal voor iedereen verschillend zijn, al zijn er natuurlijk teksten van Le Corbusier, van Aldo Rossi of van Walter Benjamin die je moeilijk niet kan opnemen in zo’n boek. En die teksten staan er allemaal in. Maar het gaat juist om de twijfelgevallen: hoe scheidt je minder geslaagd van meer geslaagd? Om dat uit te leggen staan de samenstellers uitgebreid stil bij hun eigen achtergrond.

Filosofie

De ‘filosofische thuishaven’ van de redactie ‘wordt gevormd door enerzijds de kritische theorie en anderzijds het poststructuralisme’, tevens hebben de samenstellers een ‘fascinatie voor het thema moderniteit in het algemeen en voor de avant-garde (…) in het bijzonder’. De redactie heeft ‘een voorkeur voor teksten die architectuur beschouwen in haar relatie tot de maatschappelijke realiteit’. En er is interesse voor de stad en voor het wonen in de breedste zin van het woord. Voorts dienen teksten – en hier maakt de redactie een ogenschijnlijk triviaal maar belangrijk statement – begrijpelijk te zijn voor buitenstaanders. Niet-ingewijden moeten de materie zonder problemen tot zich kunnen nemen. Zo, dat is klare taal. Een hele verademing vergeleken bij het vage geneuzel dat tegenwoordig zo populair is in architectenland. En wie bovenstaande criteria niet pikt, stelt zijn eigen bloemlezing maar samen.

Taalgebruik

Gelukkig valt er ook veel te genieten voor mensen die hun wortels (net als ik) niet in de kritische theorie of het poststructuralisme hebben. En dat komt onder andere door de onvoorwaardelijke liefde van de samenstellers voor de Nederlandse taal. ‘Tevens hopen we een bijdrage te leveren aan het instandhouden van een adequate Nederlandse woordenschat over architectuur’, zo staat in de inleiding. Daarin lijkt de redactie geslaagd. En verder: ‘we wilden weerstand bieden aan de algemene druk tot globalisering’. Een prijzenswaardige gedachte, al denk ik niet dat het mogelijk is de globalisering van de architectuurwoordenschat te stoppen, daar is het te wijdverbreid voor. En Koolhaas, onze meest invloedrijke scribent, schrijft nou eenmaal in het Engels. Toch lijkt het mij geen overbodige luxe een idee adequaat en beeldend in de eigen taal onder woorden te kunnen brengen. Goed schrijven kan de loopbaan een flinke impuls geven – Koolhaas, Rossi, Venturi en Loos gingen u voor. Taalkundig gestuntel staat daarentegen een succesvolle carrière behoorlijk in de weg. Daarom: koopt allen ‘Dat is architectuur’. U voelt zich snel weer beter.

Gerelateerd artikel