Feature

De tien Grote Projecten: tussen breekijzer en guerrilla

Het Nederlands Architectuur Instituut (NAI) sloot maandag 22 april de reeks van vier debatten over de Grote Projecten af. In de slotdiscussie spraken demissionaire bestuurders, ontwerpers, critici en de Rijksbouwmeester nogmaals over de betekenis van deze voorbeeldprojecten voor de toekomstige inrichting van Nederland. Over weerstand, breekijzers en guerrillatactieken.

Staatsecretaris Rick van der Ploeg opende het slotdebat met één van zijn stokpaardjes: ‘het ontwerp als breekijzer’: strijdende ontwerpteams dienen met hun ontwerpen een maatschappelijk debat aan TE zwengelen. Nog afgezien van de recente, weinig hoopvolle, ervaringen in Utrecht (UCP) en Groningen (Grote Markt) gaat zijn denkbeeld voorbij aan een meer wezenlijk probleem: grote ruimtelijke vraagstukken ontstijgen in de Nederlandse samenleving nauwelijks het NIMBY-sentiment. Een treffend voorbeeld is de HSL tunnel onder het Groene Hart. Deze oplossing doorbrak de politieke impasse, maar is als ruimtelijke ingreep een duur monstrum.

De overheid kreeg in de debattenreeks veelvuldig de schuld van het mislukken van de grootse projecten. Zij moet meer ambitie, durf en bezieling tonen, zo luidde de aanklacht. Maar indachtig de stelregel ‘het land krijgt de bestuurders die het verdient’, zal eerst de kennis van en interesse in de Nederlandse ruimtelijke inrichting vergroot moeten worden. Niet voor niets zag Aaron Betsky, directeur van het NAI, het uitdragen van het Nederlandse culturele erfgoed als het werkelijke Grote Project. Want alleen met een breed gedeeld inzicht verkrijgt het ruimtelijk denken het benodigde politiek draagvlak.

Concluderend kan worden gesteld dat de vier debatten in het NAi gebukt gingen onder hun thematische opzet waardoor grote tegenstellingen tijdens de debatten ontbraken. Het publiek kwam vooral af op de eigen discipline. Ook de veelheid aan onderwerpen bemoeilijkte een diepgaande gedachtewisseling. Felle discussies ontbraken en nieuwe inzichten waren schaars. De complexiteit van de grote ontwerpopgaven met zijn vele belangen en weerstanden, leidde tijdens de discussies menigmaal tot moedeloosheid bij de debaters. Groots-in-de-polder is vooralsnog een contradictio in terminis.

Ondanks het vele gepraat bleef tijdens deze debattenreeks één essentiële vraag achterwege: ‘Wanneer zijn de Grote Projecten succesvol?’ Ik stelde deze vraag na afloop van het slotdebat aan Rijksbouwmeester Jo Coenen. ‘Als er consequenties worden getrokken uit de ervaringen’, formuleerde hij kernachtig en hij zei al bezig te zijn met de voorbereidingen daarvan. Welke werd niet duidelijk, wel dat ze invloed hebben op ontwerpers, bestuurders én hun samenwerking.

Tot die tijd lijken er voor ontwerpers grofweg twee strategieën te zijn om grip te krijgen op grote ruimtelijke ontwerpopgaven: door kennis van de complexe organisaties tot een ontwerp te komen, zoals Benthem Crouwel die veel infrastructurele knooppunten vormgeven. Of doormiddel van aantrekkelijke beelden de vastgeroeste denkbeelden opschudden, zoals NL Architecten met hun voorstel om bedrijventerreinen rondom racecircuits te bouwen. Daarnaast zal de guerrillatactiek ongetwijfeld aan populariteit winnen. Het wachten is op het eerste guerrillahandboek voor de ontwerper.

Een rigoureuze verandering in het overheidshandelen is voorlopig niet te verwachten zo constateerde Joost Schijnen (provincie Zuid-Holland) in het tweede debat. Hij riep ontwerpers op om de samenleving te bestoken met plannen die verandering uitlokken. Er schuilt echter een gevaar in zo’n beeldbombardement, het wordt snel opgevat als speelse afwisseling, terwijl het nauwelijks concrete resultaten genereert. Vermoedelijke oorzaak hiervan is dat de architectonische inzet zich kenmerkt door en hoog ‘beweer’ gehalte, aldus Dirk Sijmons (directeur van H+N+S landschapsarchitecten). Voor regionale projecten is meer diepgang nodig. De kersverse winnaar van de Maaskantprijs adviseerde ontwerpers dan ook met onderzoekers en specialisten samen te werken in breed opgezette teams.

Een voorbeeld van een dergelijke team is de organisatie van de Internationale Bouw Tentoonstelling (IBT) in het Rotterdamse Hoogvliet. Michelle Provoost (Crimson en vanaf het begin betrokken bij het IBT) vertelde tijdens het slotdebat over hun ervaringen met solitair opgezette ontwerpopdrachten. Een ambitieus ontwerp voor de uitbreiding van de A15 werd bij de eerste presentatie binnen vijf minuten van tafel geveegd. Het niet opvolgen van de juiste procedures bleek achteraf het belangrijkste struikelblok. Wijs geworden veranderden ze van strategie, de guerrillatechniek; concentreren op kleine strategische kernopdrachten die invloed hebben op het totaal en de rest overlaten aan andere partijen.