Recensie

Lang leve de verdunning

In de Singel in Antwerpen is tot 9 juni de tentoonstelling After-Sprawl te zien. After-Sprawl is de titel van het onderzoek dat Xaveer De Geyter Architecten deed naar de hedendaagse stad. Dit onderzoek wordt nu gepresenteerd met een tentoonstelling en een publicatie. Een recensie van Allard Jolles.

Stedelijkheid is in eerste instantie een emotie. Het is deze emotie, deze kick waar stadsliefhebbers altijd naar op zoek zijn. En dat gevoel kan zomaar opkomen, heel onverwacht, maar meestal op plekken waar toeristen, bewoners, dagjesmensen en werkenden op gelijke momenten bij elkaar komen. En dát die er zijn, heeft weer te maken met de functies die op dergelijke plekken op loopafstand van elkaar te vinden zijn. Deze denktrant verder vervolgend maakt de aanwezigheid van die functies weer het resultaat van toeval, planning en feitelijk gebruik. De openbare ruimte tussen die functies is daarbij van wezenlijk belang. Daar vinden immers ook de toevallige ontmoetingen tussen bovenstaande groepen plaats.

Gerommel met woorden

Toch zijn er tegenwoordig vele denkers en bouwers die menen dat bovenstaande kennis niet toereikend is om de huidige 'netwerkstad' te begrijpen. 'Plekken' of 'nabijheid' doen er niet meer toe, zo stelt men. Ik geloof dat niet. Daar komt bij: is die netwerkstad wel zo nieuw? Is het niet gewoon een ander naampje voor onze oude, vertrouwde, eveneens meerkernige agglomeraties, waar plek en nabijheid wel degelijk van belang zijn? En hoe zit het bijvoorbeeld met het overal opduikende woord 'sprawl', één van de kenmerken van de netwerkstad? Als term bekt het best lekker, maar binnen Europa doet het gebruik van het woord sprawl vooral geforceerd aan.

Verdunning

Wie de meest recente literatuur over dit onderwerp volgt, komt zeker het boek After-Sprawl van Xaveer de Geyter Architecten tegen. After-Sprawl? Was daar geen Nederlandse term voor? De toevoeging 'after' wekt de suggestie dat het is afgelopen met de steeds maar uitdijende stad. Maar dat blijkt niet uit het boek. En wie goed is in boekhouden, begrijpt meteen dat alles 'verstrooiing' of verdunning is. Als bijvoorbeeld IJburg in Amsterdam klaar is, 18.000 woningen, dan wonen er geen 45.000 mensen méér in Amsterdam (de gemiddelde woningbezetting in gebieden als IJburg is ongeveer 2,5). De stad mag blij zijn als het inwoneraantal gelijk is gebleven. Hetzelfde geldt voor binnenstedelijke bouwlocaties. Alles wat wordt toegevoegd, is  verdunning. Grappig, want het zaligmakende toverwoord bij hoogstedelijke inbreidingen is juist weer 'verdichting'.

Het boek After-Sprawl probeert – uitgaande van de stelling dat sprawl de nieuwe stedelijkheid is – een nieuw begrippenapparaat en nieuwe oplossingsrichtingen te vinden voor het verstedelijkte gebied van nu. De stad bestaat niet meer, dus de begrippen passen niet meer, zo denkt men.

Taaltrucjes

Maar is de retoriek van de analogie hier wel ter zake? De scheiding tussen stad en land is toch al sinds het midden van de negentiende eeuw verdwenen? En hoelang zal het woordgebruik van De Geyter Architecten houdbaar blijken? 'Shift', 'overlay', 'insert', 'hide', 'frame', 'add', om er een paar te noemen. In het Engels natuurlijk, en de nieuwswaarde van al die termen is nihil. 'Frame' is bijvoorbeeld niets anders dan een groene contour. En een van de sleutelbegrippen in het boek, 'negatieve ruimte', is niets anders dan het aloude buitengebied (de contramal van de stad), de 'ruimte die meestal niet bewust is ontworpen of gepland'. Deze restruimte beleggen (dat is die 'overlay') met een dijkstructuur is dan volgens het boek het middel bij uitstek om verdere versnippering tegen te gaan. Vlakbij de dijk ontstaat verdichting, daarbinnen krijgen we verdunning, zo luidt de verwachting.

Ik ben bang dat ook dit boek weer een poging is van een – wat betreft het gebouwde werk – interessant architectenbureau om zich met minimale middelen te onderscheiden van de rest. Op een paar ultrakorte essays van derden na, is het nog onhandig en dubbelzinnig geschreven ook. Ach, het zal allemaal wel weer anders bedoeld zijn en ik heb het vast  verkeerd begrepen. Laat ik positief eindigen: het boek bestaat voor 80 % uit plaatjes.