Deze week ligt het nieuwe Jaarboek Architectuur in Nederland in de winkel. De redactie constateert dat ‘het succes van de architectuur in het Nederlandse poldermodel in de meeste gevallen leidt tot een verzoenende aanpak. Deze architectuur heeft een innovatieve kracht die schuilt in haar acceptatie van en fascinatie voor de veranderende opgave in onze nieuwe moderniteit, maar rekent het helaas niet tot haar taak om ook alternatieven te ontwikkelen.”
In Opinie een publicatie van (een deel van) de inleiding van het Jaarboek 2001>02 en een mogelijkheid om te reageren op de stelling dat de huidige architectuur in Nederland zich het inderdaad niet (meer) tot haar taak rekent alternatieven voor de nieuwe moderniteit te leveren.
Verdwaald in het Paradijs.
In Nederland droomt men niet van de utopie of het hemelse paradijs, maar is men ervan overtuigd dat de liberale liefdesverklaring van de sociaal-democratie aan de markt, de zogenaamde politiek van de 'derde weg', het paradijs op aarde brengt. Voor eenieder die deel uitmaakt van het succes van corporatief Nederland, lijkt het aardse paradijs zich inderdaad te openbaren. Echter door de "totale" materiële en mentale vrijheid is de middenklasse de weg kwijt geraakt in het paradijs. De vele recente stedenbouwkundige en architectonische projecten in Nederland zijn hiervan de stille getuigen.[ ]
Het paradijs van de middenklasse
[ ] In onze corporatieve en globaal georiënteerde samenleving zijn niet alleen de migratie en de media verantwoordelijk voor de veranderende opgave van de architectuur en stedenbouw. Meer en meer willen we als uniek individu ons leven geheel zelf kunnen bepalen. Niet de kerk, noch de staat, noch het kerngezin, noch de politiek mag ons individuele leven inperken. Maar wat houdt dan al die individuen bij elkaar wanneer er over deze zaken niet langer een consensus bestaat? De agenda wordt nu bepaald door het midden van de middenklasse. Ondanks de nadruk op het unieke van ieder individu zien we een enorme standaardisatie en gelijkvormigheid ontstaan. Kennelijk wordt het individu vergaand geïnstitutionaliseerd door het onderwijs, de markt, de media, het design, de vrije tijd, het werk en andersoortige centralistische processen die zich via het individuele leven manifesteren. De Nederlandse middenklasse is voortgekomen uit een typische, van oorsprong kleinburgerlijke kruideniersgeest. Het wieden van het eigen tuintje heeft eerste prioriteit. Karakteristiek voor deze middenklasse is de angst voor het onbekende en een overdreven zorg voor het moeizaam verworven bezit. De middenklasse is vooral uit op eigen belang, veiligheid en bekommert zich minder om de ander. Zij heeft een kortetermijngeheugen en een beperkt langetermijnperspectief.
We kunnen in Nederland twee soorten middenklasseparadijzen onderscheiden: de inmiddels al niet zo meer zo nieuwe "nouveau riche" en de recentere verschijning van de zogenaamde "bourgeois bohémien". Deze tweede soort wordt niet zozeer gekenmerkt door domme, goed uitziende mensen die snel rijk zijn geworden en een onstilbare honger naar geld hebben, maar door de drang om spirituele en intellectuele identiteit tentoon te stellen, door kwaliteiten te tonen die behoren bij de goed opgeleide elite. Deze bohémiens zijn geïnteresseerd in betoverende verschillen, zoals duiken naar parels in een tropische zee, of het hebben van een Japanse tuin. Hun instinct vertelt ze dat ze anti-establishment moeten zijn, terwijl ze ook door hebben dat ze tot het nieuwe establishment behoren. Het is de wereld van ex-hippie die aandeelhouder is geworden. Deze nieuwe elite hervormt de samenleving niet zozeer door autoriteit als wel door culture interventies. Het is deze "bourgeois bohémien" die ook het culturele met het economische laat versmelten in de bovengenoemde imaginaire paradijzen. Vandaar ook dat er nog nooit zoveel ontwerpers nodig waren als nu.
Een belangrijk aspect van dit paradijs van de middenklasse is het zogenaamde hotellobby-effect. In de lobby van de bourgeois bohémien word je met een opgewekt, gastvrij, luxueus en indrukwekkend decorum welkom geheten. Ook de branding van de stad en de architectuur, zoals in musea, is een belangrijk onderdeel van deze lobby-cultuur. Het lobby-effect moet het gevoel van luxe, eruditie, succes en welvaart uitstralen. Deze middenmens heeft een enorme behoefte aan het etaleren van welvaren, comfort en individualiteit. Door het connaisseurschap van de middenmens is iedere lobby-cultuur anders. De één houdt van een deconstructieve villa van Eisenman, terwijl de ander meer geïnteresseerd is in het roken van Havana-sigaren in een appartement van Krier. Dergelijke belevenissen leggen een sluier over de vele diepere tegenstellingen die het leven rijk is. De reusachtige villa van Jo Coenen, bewoond door slechts een echtpaar, met fabelachtige ruimten en perfecte details, getuigt op alle fronten van de cultuur van de lobby. In het paradijs van de middenklasse is het onmogelijk het innerlijke van wat daarbuiten ligt te onderscheiden; in de lobbycultuur voelt men zich altijd en overal thuis. De ruimte en het design zijn ontdaan van hun politieke dimensie. Zelfs de schok van een subversief ontwerp prikkelt het connaisseurschap van de "bourgeois bohémien". Het onderscheid tussen private en publieke belangen en het recht op avonturen voorbij de lobby gaat voorgoed verloren door de verzoenende pracht van het paradijselijke design.[ ]
Naar een andersoortig paradijs?
[ ] Als Nederland een vooraanstaande rol wil blijven vervullen in de architectuur is het hoogst noodzakelijk dat architecten en critici bereid zijn het debat aan te gaan over de waarden en normen die in projecten en publicaties opgesloten liggen. De Nederlandse architectuur lijkt te lijden onder een pragmatismevirus. De overvolle agenda laat het kennelijk niet toe kritisch te reflecteren op de consequenties van het handelen. Het gevaar dreigt dat architecten en stedenbouwkundigen klakkeloos accepteren dat we leven in een tijd waarin geen plaats meer is voor ideologie. Ten tijde van het Modernisme volgden de architecten blindelings het programma van eisen dat werd gedicteerd door de industriële samenleving. Nu varen architecten blind op de belevingseconomie. Vooralsnog kan volgens de redactie worden geconstateerd dat het succes van de architectuur in het Nederlandse poldermodel in de meeste gevallen leidt tot een verzoenende aanpak. Deze architectuur heeft een innovatieve kracht die schuilt in haar acceptatie van en fascinatie voor de veranderende opgave in onze nieuwe moderniteit, maar rekent het helaas niet tot haar taak om ook alternatieven te ontwikkelen.
Roemer van Toorn
Anne Hoogewoning
Piet Vollaard
Athur Wortmann