Halverwege de jaren negentig werd West 8 landschapsarchitecten door het museum Kröller Müller (Arnhem) om advies gevraagd hoe de kwaliteit van de beeldentuin versterkt kon worden. Onlangs is de tuin feestelijk heropend.
In 1961 werd de beeldentuin onderdeel van het museum. Voor die tijd was er een tuin met gazons die gebruikt werden als openlucht tentoonstellingszalen. Na 1961 werd de tuin uitgebreid met het grote grasveld en de rododendrons en in 1988 met een bebost terrein. Vanwege de kwetsbaarheid van de beelden was de tuin alleen geopend tijdens de lente en de zomer. Het groeiende aantal bezoekers, gepaard met de almaar doorgaande uitbreiding van de buitencollectie betekende de noodzaak om de hele omgeving van het museum te herzien. Na een periode van reconstructie en restauratie van de oude delen, is nu de aansluiting van het beboste deel bij de beeldentuin gerealiseerd.
Midden jaren negentig introduceerde West 8 het concept voor een vier-seizoens beeldentuin. Vanaf dat moment was de beeldentuin ook in de herfst en in de winter te bezoeken. De vier-seizoens tuin noodzaakte het museum een nieuwe entree en betere klimaat controlesysteem aan te brengen.
Uitgangspunt is een eerlijke benaderingswijze: de meeste kwetsbare buitenbeelden worden in de winter ingepakt in canvas, hout en stro. De tuinlieden worden aangespoord juist tijdens de openingsuren te werken, zodat de bezoeker ook de onderhoudswerkzaamheden kunnen meemaken zoals het sproeien van de beplanting, het maaien van het gazon en het vegen van de bladeren.
Het ontwerp van de nieuwe beeldentuin voor het Kröller Muller Museum betekende een verdubbeling van het aantal expositie mogelijkheden van de buitencollectie. Elk gedeelte van het park kreeg een eigen aanpak zodat er specifieke ruimtes ontstonden. Zo werden de romantische stukken tuin, oorspronkelijk geïnspireerd door de Engelse traditie, de omgeving voor de vroeg 20e-eeuwse collectie. Het naaldwoud en het Rietveld paviljoen dienen als decor voor het kleinere bronswerk. De ruigere delen bleken geschikt voor de grote monumentale stukken van onder anderen Mario Mertz, Cleas Oldenburg, en Andre Volten.
Het grasveld bij de hoofdingang het rododendronbos en de patio van Van de Velde werden aangewezen als de plekken voor tijdelijke tentoonstellingen.
Over de herbouw van het paviljoen van Aldo van Eyck wordt nog onderhandeld, de verwachting is dat in het najaar met de bouw zal worden begonnen.