Recensie

Door de gevel gegrepen

Is het mogelijk om de stedelijke ruimte van Venetië te analyseren en te interpreteren zoals we dat nu met Los Angeles of Rotterdam zouden doen? Janson en Bürklin lukte het om – soms zelfs grensverleggende – pleinanalyses te maken die wat betreft methode voor iedere andere stad gebruikt kunnen worden.

‘Is het mogelijk om de stedelijke ruimte van Venetië te analyseren en te interpreteren zoals we dat nu met Los Angeles of Rotterdam zouden doen’,  luidt de vraag op de kaft van Auftritte/Scenes. Waarom zou dat niet kunnen? De keuze voor juist Venetië is misschien vreemd. De verleiding is immers groot de aandacht te verliezen in architectuur, gondels of de katholieke kerk. Twee Duitse auteurs, Janson en Bürklin, beiden van de Universiteit Karlsruhe, beiden architect en één van de twee (Bürklin) ook nog eens doctor in de filosofie, hebben zich niet laten afleiden. Samen met hun studenten is het ze gelukt om ons – soms zelfs  grensverleggende – pleinanalyses voor te schotelen die wat betreft methode voor iedere andere stad gebruikt kunnen worden.

Lekker weer

Waarom dan toch Venetië als onderwerp nemen? Deze stad kent een enorme hoeveelheid pleinen en pleintjes, zeer gevarieerd in vorm, werking, ligging en bezonning. Ieder plein heeft zijn eigen ruimtelijke thema. Ze liggen relatief dicht bij elkaar en het Italiaanse klimaat maakt stedenbouwkundig veldwerk daar buitengewoon aangenaam. Maar de belangrijkste reden is wellicht dat in Venetië de pleinen niet zijn ontworpen in de moderne zin van het woord. Ze zijn toevallig ontstaan en op dat soort plekken kan de wisselwerking tussen mens en stadsruimte het best bestudeerd worden, menen de auteurs. Alle pleintjes staan in het boek en krijgen een voorbeeldig uitvoerige behandeling. Het meest opvallend zijn de prachtige tekeningen en maquettes die van delen van Venetië zijn gemaakt. Allemaal op dezelfde schaal (1:1000), en gemaakt om een solide basis te hebben, een ‘standaard’. De kaarten hebben het onderzoek niet gestuurd: iedere verder vergelijking is gebaseerd op zintuiglijke waarneming. De auteurs vinden dat belangrijker dan hoe breed een plein nu precies is. Dankzij het overvloedige aanvullende kaart- en fotomateriaal zijn de analyses goed te volgen, ondanks het met termen uit de filosofie gekleurde taalgebruik.

Campo de ghetto novo

Lekker rondkijken

Zo’n honderd jaar geleden waren het Sitte en Brinckmann (beide toevallig ook Duitstalig) die veelal Italiaanse klassieke pleinen (toeval?) aan een morfologische en ruimtelijke analyse onderworpen. En later kwam Kevin Lynch met Image of the City, vooral over oriëntatie en perceptie. Deze studie lijkt een mix van alledrie, met als belangrijkste verschil dat Janson en Bürklin niet met een receptuur voor een betere stad willen komen. Een verdedigbaar uitgangspunt want welke ontwerpregel geldt immers altijd en overal? Ook is hun studie doctrinevrij opgesteld. Er ligt geen architectonische stijlovertuiging aan ten grondslag waarvoor de ‘bewijzen’ voor universele geldigheid in Venetië te vinden zijn. Het is een zakelijk, maar subjectief ooggetuigenverslag van twee heren die rondlopen en kijken, kijken en nog eens kijken. De zintuiglijke ervaring van de stedenbouwkundige ruimte zoals deze zich voordoet staat centraal. Ogenschijnlijk simpele vragen als wat je allemaal ziet als je het plein nadert, of waarom je in een bepaalde situatie wél of niet vlak langs de gevel loopt, zijn voor de heren van het grootste belang. Hoe komt het dat bepaalde ruimtes bepaald gedrag opwekken?  En wat is dan de relatie gedrag – pleinvorm? Is dat voorspelbaar en zijn er algemene thema’s te ontdekken?

Lekker acteren

Janson en Bürklin bespreken drie overkoepelende pleinthema’s en een heleboel details waarmee onze pleinervaringen worden verklaard. De drie grote thema’s zijn ‘scene’, ‘emergence’ en ‘fabric’, in het Nederlands vrij te vertalen met decor, opkomst en weefsel. De term decor is niet nieuw: de zich door de openbare ruimte bewegende mens is acteur en publiek tegelijk. Maar wat doet ons het ene moment acteur voelen en het andere moment toeschouwer? En hoe ver strekt bijvoorbeeld te invloedssfeer (Janson noemt dit de driedimensionale schaduw) van een gebouw? Wanneer ben je uit de ‘greep van een gevel’? Dergelijke vragen zijn nieuw. De invloed van een gebouw op een passant heeft met volume te maken, maar ook met breed of smal, zwaar of licht, of open en gesloten. In een smalle, donkere straat loop je anders dan op een plein. En dat is niet getalsmatig uit te leggen. Daarom zijn de stedenbouwkundige pijlers van Janson en Bürklin 100% getallenvrij. Een goede pleinanalyse bestaat in hun vocabulaire uit beschrijvingen van opeenvolging, versnippering, benadering, confrontatie en aankondiging. Vaag en onbruikbaar? Ach, met het mooie beeldmateriaal in het boek is een eigen analyse zo gemaakt.