Tijmen Hordijk van Platform GRAS onderging één dag het SLOOM 01 project. Op de bok naast Rianne Makkink sprak hij met haar over nostalgie, plattelandsmarketing en plattelandsrealiteit.
Dinsdag 17 september. Telefoon. Archined. Of iemand van Platform GRAS een kort verslag wil schrijven over het project sloom.org van Rianne Makkink en Herman Verkerk. Ik zou Sloom 01, een trage tocht met paard en wagen door Groningen en Drenthe, een dag moeten gaan volgen. Ik was nog niet bekend met het project, dus eerst maar eens inlezen.
‘Sloom.org wil door vertragen en herkauwen, langzame groeiprocessen ontwikkelen.’ Iets specifieker over Sloom 01, het onderzoek van Rianne Makkink; ‘de trage tocht is een onderzoek en experiment naar vertraging; heeft snelheid invloed op de perceptie van ruimte. Gaan we de omgeving anders bekijken en interpreteren als we onze snelheid veranderen? En het is een onderzoek naar nieuwe ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening die door middel van de paard en wagentocht langzaam worden bekeken.’
Eén van de grootste projecten in de ruimtelijke ordening van de provincie Groningen is de (toekomstige) Blauwe Stad. Een ingrijpende verandering in het van oorsprong agrarische landschap, waarbij woningbouw en watertoerisme de overhand krijgen boven agricultuur en bestaande sociale structuren. Een verandering die ook demografische gevolgen voor de stad Groningen zal hebben. De ontwikkelaar richt zich niet in de laatste plaats op (rand)stedelingen. Rianne Makkink bezocht de Blauwe Stad vanuit haar eigen interesse naar veranderingen in het landschap, en wilde zich verhouden tot het landschap en haar gebruikers. Omdat de Blauwe Stad ook de stad Groningen aangaat, was ik nieuwsgierig naar haar bevindingen. Ik was van plan voor Archined een stukje te schrijven over de Blauwe Stad.
Het liep anders.
In ons gesprek speelde de Blauwe Stad geen hoofdrol. Het vormde de aanleiding voor een uitwisseling van ervaringen en ideeën over het platteland, waarbij herinnering en verbazing elkaar afwisselden. Rianne, opgegroeid op het platteland van Twente, spreekt zich vol verbazing uit over de bij tijden verregaande veranderingen in de inrichting van het platteland. Veranderingen die veelal voortkomen uit fascinatie voor de leegte van het platteland, maar vooral uit de behoefte om die leegte op te vullen. Een ‘horror vacui’ van het platteland, de angst voor de leegte en de bijna dwangmatige behoefte om die leegte te vullen. Het platteland wordt steeds meer ingericht om plaats te bieden aan stedelingen die het hectische leven in de stad willen verruilen voor de rust, de leegte en de nostalgie van het platteland.
Maar die rust en die leegte zijn relatief. Het platteland ontwikkelt zich snel, net zo goed als de grote steden. Veranderingen vallen alleen minder snel op. Dat is logisch, om twee redenen. Ten eerste is de schaal van het platteland ruimschoots groter dan die van de stad. Infrastructurele veranderingen en veranderingen in de gebouwde omgeving blijven miniem in de weidsheid van het landschap. Ten tweede bestaat er amper bekendheid met recente ontwikkelingen op het platteland. De stedeling ziet het niet, of wil er niets van weten. Wat hij wil weten haalt hij uit ansichtkaarten en verhalen. Het is heerlijk om te denken dat het platteland nog bol staat van de boeren, koeien, suikerbieten en oude tradities. De houding van de randstad ten opzichte van het platteland is in die zin ambivalent. Het platteland spreekt tot de verbeelding; het heeft een bepaald soort nostalgische waarde die bij veel stedelingen twee verschillende emoties oproept; afkeer en ontroering. Wat mij (ook tijdens ons gesprek en tijdens de tocht) opvalt is dat het platteland ook een ambivalente houding kent als het gaat om haar identiteit en het voortbestaan daarvan. Aan de ene kant wil men (met name de gemeentelijke en provinciale overheden) dolgraag meedoen met de stad.
Dezelfde ontwikkelingen doormaken, dezelfde koopkracht behalen en vooral duidelijk maken dat het platteland niet per definitie achterlijk is. Aan de andere kant heeft men ook belang bij het voortbestaan van de dorpsidentiteit, de nostalgie en het idee dat ‘de tijd hier even stil is blijven staan’. Daarmee haal je de toeristen binnen, en toerisme wordt een steeds belangrijkere inkomstenbron voor het platteland, nu de agrarische sector klappen krijgt.
Het gesprek, af en toe onderbroken doordat Rianne paard Kireda tot de orde moet roepen, slokt onze aandacht op en voordat ik het door heb rijden we, over een smal karrenspoor, Rolde in. Hier had ik naar uitgekeken. In Rolde ben ik opgegroeid, maar ik ben er al een jaar of zeven niet geweest. Rolde illustreert goed de houding die volgens mij zo kenmerkend is voor het platteland. De economie trekt aan, het dorp groeit explosief en wordt overspoeld door witte schimmel. Maar het dorp is kennelijk trots op het bestaande beeld en houdt de mythe van het platteland in stand. In de zomer is het dorp een toevluchtsoord voor westerlingen die nostalgie willen proeven in pittoreske dorpen als Balloo, Grolloo en natuurlijk museumdorp Orvelte, iets verder naar het zuiden. En aan die nostalgie geeft het dorp graag toe.
Recente ontwikkelingen zie je langs de weg, maar de toerist wordt daar niet langs geleid. Zoals Amerikanen en Japanners na een ‘see Europe in 10 days’ opgelucht terugvliegen met het idee dat Nederland inderdaad alleen uit molens bestaat, zo rijden in september talloze mensen naar huis met herinneringen aan klootschieten, plaggenhutten en volksdansfeesten.
Plattelandsmarketing is een geslaagd instrument, maar leent zich alleen voor de vluchtige bezoeker; de bezoeker met een beperkt blikveld die van de vele lagen van de plattelandsrealiteit slechts één laag wil zien. De manier van kijken, het tempo en de selectie is inderdaad doorslaggevend voor de beleving van het landschap en daarmee ook voor de beslissingen die worden genomen voor de ontwikkeling daarvan. Sloom 01 heeft daarin een vernieuwende benaderingswijze gekozen, en ik denk dat het project de mythe van het platteland deels kan ontrafelen. Maar of het platteland daar op zit te wachten?