Feature

Glamour en ideologie

De beleveniseconomie begint steeds meer sleetse plekken te vertonen, of is dat een illusie? Tijdens de jaarlijkse algemene BNA-ledenvergadering werd een symposium gehouden over de maatschappelijke verantwoordelijkheden van de architect in een commerciëler wordende markt.

Het symposium vond plaats op 13 november in het hart van Nederlands eigen glamourland, in een tv-studio op het zwaarbeveiligde Hilversumse mediapark. Daar waar anders de studio gevuld is met een enthousiast klappende menigte zaten nu bedaarde BNA-leden. Zoals het een moderne maatschappelijke vereniging betaamt, staat ze open voor kritiek vanbuiten  af. Daarom werd onder leiding van Bert van Meggelen gesproken over de verantwoordelijkheden van de architect / de architectengemeenschap. Uitgangspunt vormde het artikel 'Verdwaald in het paradijs' (Architectuur in Nederland Jaarboek 2001/02). Hierin wordt betoogd dat het verlies in het geloof in utopieën, in het uitdragen van een ideologie, heeft geleid tot een weinig divers consensusparadijs. Een paradijs dat vooral beheerst wordt door de markt. Architecten zouden zich kritiekloos voor de commerciële karretjes laten spannen; 'nu varen architecten blind op de beleveniseconomie' aldus de redactie van het Jaarboek. Architecten wordt een weinig kritische houding ten opzichte van de opgave verweten, ook het ontwikkelen van alternatieven zouden zij niet meer tot hun taken rekenen.

Ole Bouman (hoofdredacteur Archis) merkte terecht op dat wanneer deze analyse werd doorgeredeneerd, je uiteindelijk tot een stemadvies zou moeten komen. Het probleem is volgens hem een politiek probleem, het gaat er immers om hoe de maatschappij ingericht wordt. Het betreft de organisatie van kapitaal en de uitverkoop van de openbare ruimte. De architect als individu kan daarin stelling nemen, maar ook de BNA, die zich presenteert als een maatschappelijke organisatie, zou volgens Bouman duidelijk positie moeten kiezen.

Het is echter een illusie om te verwachten dat deze werkgeversorganisatie, zoals Van Meggelen de BNA karakteriseerde, een politiek standpunt zou innemen. Een voorbeeld: in de Stedelijk Museumkwestie wat betreft het ontnemen van de opdracht van architect Siza, nam niet de BNA stelling, maar deed de BNA-voorzitter dit op persoonlijke titel. Direct dringt zich dan de vraag op, of het symposium niet misplaatst was. Of het onderwerp zich niet beter leent voor een bijeenkomst de mensen die werkelijk de macht hebben om veranderingen door te voeren zoals directeuren van woningcorporaties, projectontwikkelaars en gemeenteambtenaren. Architecten zijn (kleine) zelfstandige ondernemers waarvan het slechts een enkeling gegeven is – qua karakter en inkomen – een opdracht om principieel ideologische redenen te weigeren of aan te passen.

De verwijten aan het adres van 'de architect' zorgden voor een klassiek Pavlov-effect. Enkele architecten voelden zich aangesproken en reageerde door met een beschuldigende vinger te wijzen in de richting van de anderen: 'de critici'  en 'de jaarboekredactie', in plaats van zich te richten op datgene waar een architect zich in eerste instantie mee bezig moet houden, het naar eer en geweten maken van een goed gebouw, interieur en omgeving.  Carel Weeber en Herman Hertzberger gaven de redactie van het Jaarboek mede de schuld van het morele verval bij architecten. Carel Weeber meende dat het Jaarboek heeft bijgedragen aan de cultuur zoals die is beschreven in het artikel 'Verdwaald in het paradijs'. Hij stelde voor de opleiding bouwkunde aan de TU af te schaffen en deze voortaan op de kunstacademie te doceren. Herman Hertzberger meende dat het Jaarboek te veel om glamour ging, het zou alleen maar gaan over behaag- en pronkzucht. Architectuurcritici zouden architecten moeten vragen naar de idee achter het ontwerp. Architecten die hierop geen antwoord konden geven moesten 'ontmaskerd' worden, in de terminologie van Hertzberger.

Zijn er eigenlijk architecten die als consequentie van hun kritiek op het Jaarboek, of eigenlijk de architectuur die in het jaarboek staat, om principiële redenen weigeren om in deze publicatie te worden opgenomen wanneer ze hiervoor worden uitgenodigd? Carel Weeber in ieder geval niet (Jaarboek 2001-02 en eerder) en Herman Hertzberger ook niet (Jaarboek 1999-2000 en vele maken eerder). Als klap op de vuurpijl werd aangekondigd dat de BNA de mogelijkheid onderzoekt om een eigen Jaarboek te gaan publiceren. In het mediatijdperk heeft immers iedere architect recht op '15 minutes of fame'.