Opinie

Vitale Architectuur

Tijdens de Nationale Dubodag, gisteren in Rotterdam, heeft de BNA het ‘Standpunt Vitale Architectuur’ aangeboden aan Pieter van Geel, staatssecretaris van VROM. Het standpunt roept de overheid en de architectengemeenschap op tot een herbezinningen en een nieuw elan ten aanzien van Duurzame Architectuur. Dat gaat nog een lastige klus worden. Hebben architecten eigenlijk wel zin in het vitaliseren van de architectuur?

Nog niet uitgestorven, maar evenmin inspiratie gebleken voor een vernieuwende architectuur. Waarom niet?

Het gaat niet echt lekker met het duurzaam bouwen. Politiek kun je er niet meer mee scoren. Het publiek vind het een lastig onderwerp en wil er, zeker in economisch mindere tijden, niks van horen. Voor architecten is het moeilijk, je kunt er geen mooie plaatjes van maken. Duurzaam Bouwen werd in het verleden altijd vanuit een defensieve houding gepropageerd: ‘het gaat slecht met de wereld, de natuurlijke hulpbronnen raken op en lucht en water raken vervuild. Als we zo doorgaan richt de wereld zich binnen afzienbare tijd ten gronde.’  Aanjager van dit doemdenken was het rapport van de Club van Rome, dat in de jaren zeventig werd gepubliceerd en dat (vooral in Nederland) een enorme impact heeft gehad. Niet eens zozeer op de praktijk, maar vooral op het denken. Het rapport heeft de problematiek ten aanzien van ecologie en duurzaamheid steevast in sombere tonen en inktzwarte beelden uiteen gezet. Daarmee werd de veel mildere en optimistischere beweging, die al vanaf de jaren vijftig en zestig met name in de Verenigde Staten een rol speelde, in Europa tot een militante tegenbeweging die in zijn uitersten de welvaartsgroei van de westerse wereld als directe aanleiding en dus als een te bestrijden fenomeen zag. Ik herinner me zelf bijvoorbeeld nog levendig dat mijn leraar biologie ons direct na het uitkomen van het rapport van de Club van Rome in de klas een vlinder liet zien en ons vertelde dat als we niet vreselijk snel ons leven zouden veranderen, vlinders binnen tien jaar uitgestorven zouden zijn.

Natuurlijk heeft het schokeffect van het rapport wel voor een reeks maatregelen gezorgd waardoor de situatie tegenwoordig (in de westerse wereld) beter is dan 25 jaar geleden. Maar nu het wat beter gaat met het milieu en wat slechter met de economie is de zin om verdergaande stappen te zetten tot het nulpunt gedaald. Een groot deel van de bevolking heeft geen boodschap aan duurzame ontwikkeling, wat onder meer blijkt uit het feit dat de bij uitstek populistische bewegingen als LN en LPF in hun verkiezingsprogramma’s nauwelijks op het thema ingaan.

De noodzaak is er in de afgelopen tijd echter niet minder om geworden. In tegendeel, dankzij welvaartsgroei en de groei van de  wereldbevolking in de ontwikkelingslanden is de druk op het milieu op wereldschaal alleen maar toegenomen. En dat zal voorlopig zo doorgaan. Als we de welvaart in ontwikkelingslanden willen bevorderen – en dat willen we toch hoop ik – en we willen zelf geen welvaartsstappen terug zetten – en waarom zouden we – dan neemt de druk op het milieu absoluut toe. Daar kun je bang voor worden, maar je kunt het probleem ook zien als een aanleiding tot fundamenteel nadenken over de manier waarop we leven en produceren en daaruit een nieuw elan destilleren. Het punt is niet dat we moeten kiezen tussen welvaart óf milieu, de uitdaging is dat we moeten zoeken naar een wereldwijde welvaartsgroei dánkzij een beter omgang met het milieu.

Wat geldt voor de maatschappij als geheel, geldt ook voor de architectuur. Ook architecten zijn moe geworden van het gezeur over duurzaamheid. Ze zien de regelgeving als een probleem en nauwelijks als een mogelijke aanleiding om te komen tot architectonische vernieuwing.

Aan deze sombere houding probeert de BNA nu kennelijk iets te doen. Ze gaat op zoek naar een nieuwe strategie voor duurzame architectuur. ‘Een strategie waarin duurzaamheid niet gezien wordt als een toegevoegde waarde, maar juist als een architectonische kwaliteit. Architectuur is in deze context niet alleen ecologisch verantwoord, maar ook veerkrachtig, dynamisch en flexibel, zowel in de relatie tussen vorm, functie en bouwtechniek als ook op de verschillende schaalniveaus en in de tijd gezien. Een strategie die de essentie in het denken over duurzaamheid een nieuw elan geeft met aanbevelingen waarbij een meer vitale architectuur mogelijk wordt.’

Dat klinkt al heel wat vrolijker dan we de laatste jaren gewend zijn. De vraag is natuurlijk of de Nederlandse architecten er wel zin in hebben, want nieuw is deze oproep niet (Ole Bouman riep jaren geleden tijdens een ANY-conferentie al op tot een Nieuw Vitalisme in de architectuur en op de website van Smart Architecture zijn veel van de aanbevelingen uit het BNA Standpunt ook al langer te lezen.)

Ikzelf ben daar op dit moment minder optimistisch over dan enige jaren geleden. De uitdaging aan de architectuur was mijns inziens al lang een schot voor open doel, een mogelijkheid om de architectuur te injecteren met een nieuwe ideologie die als motor zou kunnen dien voor fundamentele vernieuwing en verbetering van de kwaliteit van de gebouwde omgeving en van  de maatschappij. Maar ik kan me vergissen, misschien duurt het gewoon wat langer voordat architecten wakker worden. Het Standpunt Vitale Architectuur lijkt een beetje in die richting te wijzen. Het bestuur is heeft ‘er zin an’, nu de leden nog.