Opinie

Wie is er bang voor de toekomst?

Ooit fantaseerden we vrij en blij over een zonniger toekomst. Allard Jolles constateert dat we die fantasie hebben ingeruild voor de angst en het avontuur voor de illusie. Ook in de architectuur, en daarin schuilt een gevaar.

boven: illustratie uit ‘Future Perfect’, onder: cover HG Wells’ Time Machine

De eeuwwisseling van 1900 was een hele andere dan die van 2000. Rond 1900 zag de toekomst er opwindend en zonnig uit. The Time Machine van H.G. Wells was net verschenen (1895) en techniek-believer Jules Verne leefde nog. Straks gaan we wat moois beleven, was de algemene gedachte. De overgang van 1999 naar 2000 verliep heel anders. De angst voor het millenniumprobleem stond symbool voor onze pessimistische inborst. We zijn inmiddels allemaal cynische en wijs genoeg om te beseffen dat de toekomst op z'n best onzeker is. De twintigste eeuw begon optimistisch en eindigde als eeuw van de angst. Twee wereldoorlogen, een koude oorlog, rapporten van de club van Rome: de kristallen bol stond vastgenageld op standje Apocalyps. Een naar gevoel, maar de ontsnapping was nabij: entertainment. En inmiddels is entertainment overal, de pretindustrie levert maatwerk en de 'sky' is allang geen limiet meer.

Tijdmachine

Het menselijke verlangen in de tijd te kunnen reizen en zo het verleden te herstellen of de toekomst alvast te mogen zien, wordt op dit moment krachtig ingevuld door de pretindustrie. De tijdmachine van Wells is het prototype waar alle moderne lol uit voortkomt. En het gaat zelfs verder. De tijdmachine is overal. Buiten op straat krijgen we iedere dag een soort tijdreis voorgeschoteld. Tijdens een liefdevolle toespraak over de toekomst van de Amsterdamse binnenstad verwoordde Edward Soja (UCLA) het als volgt: nergens ter wereld is een plek waar het 'nu' zoveel historie heeft, zoveel in zich draagt dat 'was', en tegelijkertijd zo duidelijk zichtbaar op weg is naar wat de toekomst zal zijn. Een wandeling door de straten van de stad is een wandeling door de tijd. Vijfhonderd jaar in een paar minuten. Soja hoopte vervolgens dat Amsterdam 'vroeger' ervaarbaar zou gaan maken. De gebouwen zijn slechts de visuele 'reminder' van het verleden en daar moet nog de suggestie bij van wat er op zo'n plek ooit gebeurd is. De hersens moeten geprikkeld worden.

Snel

Ook de georganiseerde 'pret' bestaat vooral uit tijdreizen, met behulp van suggestie en illusie. De Nederlandse skipiste is toch gewoon een suggestie van 'Alpen', maar dan acht uur dichterbij? Liever naar de Middellandse zee? Hup, naar het tropische zwemparadijs even verderop en het verlangen is suggestief tevredengesteld. Is dat nu die 'death of distance' waar Manuel Castells het over heeft? Tegelijkertijd komt de Middellandse Zee in het echt ook steeds dichterbij. Afstand meten we in reistijd en met al die snelle treinen gaat daar zelfs over land meer en meer tijd vanaf. Is de HSL niet gewoon een vervolg op de tijdmachine van Wells? Straks worden 64 minuten écht 3 seconden. Toch verwacht ik dat de definitieve dood van afstand nog wel even op zich laat wachten. Een eenvoudig sommetje leert namelijk dat 'death of distance' = 'death of time' = 'death of money'. En dat zal de entertainmentindustrie echt niet laten gebeuren. Het belangrijkste verschil met de tijd van Wells is de massaliteit van entertainment en de enorme hoeveelheid keuzemogelijkheden. Zolang er evenredig veel geld aan wordt verdiend, zal de pretmachine alle kleuren blijven mengen, in iedere gewenste samenstelling.

Toekomst

In het boekje Future Perfect, vol met fantasieontwerpen van vóór 1950, is veel van het optimisme uit het begin van de twintigste eeuw terug te vinden. Maar relevant voor nu is het ook: we zien bewegende huizen, varende steden, vliegende dorpen en wat niet al. De ontwerpopgaves 'netwerkstad', 'mobiliteit' of  'dubbel grondgebruik' hadden we blijkbaar al in 1930 adequaat opgelost. Het fantaseren over die blije toekomst was in die jaren zelfs goed verkopend entertainment. Maar optimisme verkoopt niet meer.

Nu de toekomst minder rooskleurig is geworden, hebben we fantasie ingeruild voor angst. We willen niet zomaar ergens wonen, maar kopen het liefst een goed beveiligde, bij de lifestyle-passende woonbeleving. De senior-citizen wil zich veilig voelen, dus kiest voor een appartementje in een nieuwbouwkasteel, compleet met slotgracht en verdedigingsmuren er omheen. Om vervolgens op zaterdag te gaan funshoppen in een stevige vestingstad. Wat dat betreft niets nieuws: architectuur was altijd al goed in het opwekken van belevenissen. Maar suggestie en illusie behoorden tot voor kort tot het domein van bijvoorbeeld de schilderkunst. En daar zouden ze ook moeten blijven. Want als een gebouw ons fopt, als een kasteel geen kasteel is, raken we geïrriteerd. Het verdampt voor onze ogen in woningbouw en blijkt een fata morgana, een luchtkasteel. Dat is gevaarlijk. Want als wonen een illusie is geworden, is de basis van ons bestaan een illusie.

My home is my castle? Ik zou het niet te letterlijk nemen.