Recensie

Geboorte, dood, hoop en liefde

Een boekrecensie in kerstsfeer door Allard Jolles. Een verhaal over de geboorte, dood en mogelijke wederopstanding van het modernisme met Le Corbusier als stralend middelpunt.

Het kerstverhaal kent u. Jozef en Maria zijn dakloos en komen uiteindelijk terecht in een stal. Het kindje wordt geboren, midden tussen de dieren. Over die stal hoor je nooit zoveel. Staat die in de hiërarchie van gebouwen boven of onder de hut? Een beestenschuur, is dat architectuur? Is de kerststal soms de oerhut van bijbelvaste bouwkunst? Dat hangt er maar net vanaf wie hem ontworpen heeft. Kijk eens goed naar het plaatje hiernaast: dat is het huisje dat de meest invloedrijke architect van de twintigste eeuw, Le Corbusier,  voor zichzelf bouwde aan de Franse kust. Volgens het Modulor-systeem, dus niet al te groot en gebaseerd op 2,26 meter, van hout, en zonder overbodige luxe. Een Spartaanse omgeving, maar zonder enige twijfel zijn daar goede ideeën geboren. Een voederbak met stro was voor Jezus ook genoeg.

Dynamiet

Geboren worden heeft in de Bijbel een belangrijk vervolg: geestelijk geboren worden, ofwel opnieuw geboren worden. In de architectuur gebeurt dat ook regelmatig. Zo betekent Renaissance niets anders dan wedergeboorte, de herontdekking van de klassieke bouwkunst, nu in goddelijke verhoudingen. Bouwkunst was al ‘natuurlijk’ geboren, in de vorm van de Vitruviaanse oerhut, en vervolgens vond geestelijke vervolmaking plaats. De Renaissance-periode stierf een zachte, geleidelijke dood. Maar het Grieks-Romeinse voorbeeld herrees daarna opnieuw en opnieuw.

Soms verdwijnt een bouwstijl met een luide knal. Zo beschrijft criticus Charles Jencks in een boek uit 1977 het symbolische einde van de moderne architectuur. Met dynamiet wordt namelijk op 15 juli 1972 een einde gemaakt aan Pruitt-Igoe Housing in St. Louis, 20 jaar na de eerst paal. Een van de eerste plaatjes in het boek van Jencks is een foto van de gewelddadige sloop van deze wijk. Maar ook moderne architectuur wordt opnieuw geboren.

Banaal

Waar Jencks ‘sloop’ in het begin van zijn boek situeert, daar gebruikt Hilde Heynen in het mooie boek ‘Back From Utopia’ een fotoserie van de afbraak van een modernistisch gebouw als apotheose. Waarom laat zij een dik boek eindigen in de sloop van het onderwerp? Daarom: op de achtergrond van de fotoserie is een pand in aanbouw te zien. Heynen vraagt zich terecht af of dat niet wat duurzamer had gekund, maar ook of dat nieuwe gebouw nu zoveel beter is dan wat moet wijken. Het staat nergens expliciet, maar dat Heynen hier de oude Jencks van repliek dient, lijkt zeker. We zijn te snel tot sloop overgegaan. Volgens Heynen hebben we het modernistische baby’tje met het badwater weggegooid. En volgens mij hoopt Heynen heimelijk op een geestelijke wedergeboorte van het modernisme.

Hebben we een keus? Vast wel, maar de architectuur in Nederland is er nog niet uit. De klant heeft het door, die kiest net zo makkelijk een huis van MVRDV als eentje van Rob Krier (de woningplattegronden zijn immers precies gelijk) en alleen gevelstaarders met erg donkere oogkleppen op zien de verschillen. Maar wezenlijk zijn ze nooit: het banale containerhavencitaat versus het al even banale negentiende-eeuwse pastiche. Wat is dan nog het verschil? Helemaal niets, het zijn een afdruk en een negatief van exact dezelfde foto. Nederland gaat extreem, maar alleen aan de buitenkant. Het kan ook anders.

Liefde

Het boek Xtreme Houses laat zien waartoe inventiviteit, gekoppeld aan extreem gedrag op álle niveaus, toe kan leiden. En dat gaat met zichtbaar gemak aan alle bouwstijlen voorbij. We zien een meeneembaar rugzakhuis en we zien een woonwiel, de Snail Cell. En we zien meer dan één hommage aan Le Corbusier. Het bureau AWG (kort voor ‘Alles wird gut’, wat een prachtnaam) baseerde een van zijn ontwerpen op Le Corbusiers chaise longue. Dat is natuurlijk de logische les van Le Corbusier: extreem zijn is toegestaan, mits je heel goed kan ontwerpen, het hart op de juiste plaats hebt (Le Corbusier ging uit van de menselijk maat, had een sociaal woonconcept, dacht langer dan een uurtje na over hoe we ons dagelijks leven doorbrengen, en zo verder), een onvoorwaardelijke liefde voor bouwkunst hebt en – niet onbelangrijk – een goed ontwikkeld gevoel voor esthetiek bezit. Want, en dat blijkt ook uit Back From Utopia: de meest interessante modernisten uit het begin van de twintigste eeuw waren toch echt de schoonheidszoekers. Die wedergeboorte van dat soort ‘zuiver’ modernisme mag van mij vandaag nog beginnen. Alles wird gut, met Le Corbusier als geestelijke vader.