Planning staat of valt met politieke wil, zoveel werd wel duidelijk tijdens de zesde Megacities lezing die dit jaar werd uitgesproken door Liu Thai-Ker, verantwoordelijk voor de stedenbouwkundige ontwikkeling van Singapore.
Sinds de onafhankelijkheid van Singapore eind jaren vijftig wordt de stadstaat gedisciplineerd ontwikkeld. Vanwege de geringe oppervlakte gaat men daarbij zeer pragmatisch te werk; er wordt gekeken naar de noden en behoeften en aan de hand daarvan wordt een schematische indeling gemaakt voor het te ontwikkelen deel. Voor heel Singapore, zo vertelde Liu Thai-Ker, is een masterplan gemaakt dat een tijdsspanne heeft van 90 jaar. Eens in de twintig jaar worden er grotere wijzigingen in het plan aangebracht en eens in de vijf jaar kleinere. De wijzigingen betreffen nooit aanpassingen voor uitzonderingen maar zijn algemeen en structureel. Als voorbeeld gaf hij het geval van een bedrijf dat een bepaalde regel veranderd wil zien. Wanneer de regering op basis van argumenten inziet dat de wijziging van de regel gerechtvaardigd is, dan wordt deze veranderd ten voordeel van iedereen en niet alleen voor het specifieke bedrijf.
Ook de woningbouw is centraal geregeld. De regering is verantwoordelijk voor de bouw van de woningen en doet dat in de vorm van hoge torenflats. De appartementen worden verkocht aan de bewoners – een constructie die in Nederland altijd voor onmogelijk is gehouden. De regering bepaalt de waarde van het appartement en een door de regering ingesteld orgaan biedt de kopers gunstige leningen aan. Hierdoor is ongeveer 90% van de Singaporeanen eigenaar-bewoner. Een deel van wat deze Singaporeanen verdienen vloeit uiteindelijk weer terug in de staatskas. Een win-win situatie, én het is hierdoor voor de regering van het allergrootste belang om te zorgen dat er voldoende werk is voor iedereen.
Anders dan de meeste miljoenensteden heeft Singapore geen sloppenwijken of wijken verdeelt naar etniciteit. De sloppenwijken zijn sinds een aantal decennia opgeruimd en de mensen die er woonden zijn geherhuisvest. Voor de allerarmsten heeft de regering kleine appartementen gebouwd van ongeveer 35 m2 die voor rond de 7 euro per maand verhuurd worden. Om segregatie te voorkomen voert de Singaporeaanse regering een streng huisvestigingsbeleid. De bevolking van Singapore bestaat voor 75% uit mensen met een Chinese achtergrond, 18% is van Maleise origine, 7% is van Indiase afkomst en de overige 3% is komt uit Europa en Midden-Azië. Voor ieder stadsdeel wordt van regeringswege uit bepaald hoeveel procent van iedere bevolkingsgroep er mag wonen, wanneer de quota is bereikt dient men in een ander stadsdeel woonruimte te zoeken.
Ook op het gebied van grondverkoop voert de regering een streng beleid. Op basis van het gebruik is de grondwaarde bepaald. Wanneer bepaald wordt dat agrarische grond bestemd mag worden voor commerciële functies, betaalt de ontwikkelaar aan de landeigenaar de vaste prijs per m2 die agrarische grond waard is. Van de winst die de ontwikkelaar maakt doordat de grond meer waard wordt – ook hiervoor is een prijs vastgesteld – moet hij de overheid 50% geven.
Is Singapore het utopia van de stedenbouwkundige of van de planoloog? Het enige wat Liu Thai-Ker zich liet ontglippen was dat vrienden hem er tien jaar jonger uit vonden zien sinds hij niet meer als stedenbouwkundige voor de regering werkte.
Valt er in Nederland wel iets te leren van het Singaporeaanse model? Het is immers bijna honderd jaar geleden dat de laatste werkelijk grote, lange termijn planningsoperatie – de Zuiderzeewerken – wettelijk werd geregeld. Een operatie die stokte in een tijd dat democratiserings- en inspraakprocessen in alle sectoren van het openbare leven op gang kwamen. Wat in ieder geval van Singapore te leren valt is dat ruimtelijke ordening gebaat is bij een gebrek aan inspraak. De stadsstaat kent maar één democratisch gekozen bestuurslaag en de regering van het land bestuurt tevens de stad. Daarnaast heeft het land goed beschouwd een éénpartijstelsel, er zijn weliswaar oppositiepartijen maar deze zijn zo gering van omvang dat ze geen enkele noemswaardige macht hebben – de PAP (People’s Action Party) is sinds de 1959 aan de macht en bezit 80 van de 83 zetels in het parlement. Nu is inspraak in onze Nederlandse samenleving niet meer uit te bannen, of weg te denken – het is maar hoe je er tegen aan kijkt. Daarnaast maakt bijvoorbeeld het lidmaatschap van de Europese Gemeenschap het onmogelijk dat de regering de grondprijzen bepaalt van land dat niet in haar eigendom is. Wat wel van de regering verlangd kan worden zijn visies die iets verder reiken dan de volgende verkiezingen, en het uitvoeren van deze visies ook al passen ze niet helemaal binnen de kleur van de partij. Concreet: de Deltametropool behandelden als een 21e eeuws Zuiderzeewerk, zodat niet vier ateliers Deltametropool op zoek moeten naar ‘de gouden greep’. Want wat Nederland in ieder geval wel van het Singaporeaanse model kan leren is dat een meerjarige planning – negentig jaar! – de hedendaagse dynamiek niet in de weg hoeft te zitten.