Feature

Vier Deltametropolen

De afgelopen maanden werkten vier teams op initiatief van Rijksbouwmeester Jo Coenen aan voorstellen voor de Deltametropool. Maandag 9 december werden de vier visies op het gebied ‘voorheen bekend als’ Randstad gepresenteerd.

De vier voorstellen kwamen tot stand naar aanleiding van de vragen van Donald van Dansik (One Architecture), de leider van het ontwerpatelier Deltametropool, in september stelde. Hoofdvraag was de kwestie of, en zo ja hoe, de Deltametropool als eenheid kan worden getypeerd. Heeft de veronderstelde Deltametropool een identiteit? Is het gebied eigenlijk wel een metropool? En zo nee, wat is het dan wel? Moet het een metropool worden? En zo ja, hoe dan? Drie teams zijn speciaal voor het ontwerpatelier Deltametropool samengesteld, respectievelijk onder leiding van Floris Alkemade (OMA), Dirk Sijmons (H+N+S) en Teun Koolhaas (TKA). Aan elk van deze teams is gevraagd om een visie op de Deltametropool als geheel en een uitwerking van een deelgebied (OMA: westflank, H+N+S: het groene hart, TKA: de noordrand). Het vierde team werkte een eerder voorstel van Luigi Snozzi uit.

Enigszins op de achtergrond speelde nog een heel andere vraag mee: In hoeverre is het zinvol en/of productief om ontwerpers in te schakelen in een vroege fase van grootschalige planologische processen? Of anders gezegd, is de centrale aanbeveling van de architectuurnota ‘Ontwerpen aan Nederland’ steekhoudend?

Daarnaast is met name de schaal van het Grote Project Deltametropool zodanig, dat deze in belangrijke mate bepalend is voor de grote lijnen van de komende Nota Ruimte (voorheen bekend als de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening). Alles bij elkaar voldoende aanleiding om met grote belangstelling naar de uitkomsten van het ontwerpatelier te kijken. Ook al betreft het uitdrukkelijk een vrije verkenningsfase, iedere ontwerper weet dat de eerste lijnen die op papier worden gezet uiteindelijke de grootse impact op het eindresultaat hebben.

boven: voostel OMA

onder: de metropolen van noordwest Europa (rechts onderin een ‘nacht satellietfoto’ waaruit de Delta-agglomeratie duidelijk wordt)

Voordat de nota definitief geschreven wordt en de Deltametropool op de nieuwe plankaart wordt gezet, zou er eerst serieus gekeken moeten worden naar het voorstel van OMA. In dit plan wordt de mythe van de Randstad als een zuivere, autonoom te ontwikkelen eenheid (cirkelvormige stedelijke ring rond een open ruimte) met een veronderstelde eigen identiteit ontkracht. Floris Alkemade begon zijn presentatie zoals we inmiddels van OMA gewend zijn met een beeld van de wereld en zoomde in op de grotere agglomeratie (Randstad, Ruhrgebied en de noordrand België tot aan Lille) waar de Deltametropool een onderdeel is. Eigenlijk is deze veel grotere eenheid natuurlijk de werkelijke Deltametropool, want geheel gericht op en afhankelijk van de rivierendelta Rijn-Maas waaraan de Deltametropool zijn naam onleent. Deze grotere agglomeratie kenmerkt zich in vergelijking met de bekende metropolen zoals Londen, Parijs en New York door zijn versnipperde karakter. Het ontbreekt deze agglomeratie aan een centrum – het is een ‘hollow-core’ in woorden van Alkemade- en dat zou wel eens de identiteit kunnen zijn die verder zou moeten worden ontwikkeld. Geforceerd zoeken naar een centrum of een nieuwe identiteit is zinloos, het is beter mee te gaan met de reeds bestaande ontwikkelingen.

Vanuit dit grootschalige verband terugkijkend naar het westen van Nederland is het kunstmatig versterken van de eenheid van de totale Randstad eveneens onwenselijk en kan er in de optiek van Alkemade beter worden uitgegaan van twee belangrijke, elkaar wederzijds stimulerende en/of beconcurrerende polen: de ‘centrum-stad’ Amsterdam en nieuwe ‘veld-, raster- of pixelstad’ Den Haag-Rotterdam (met als secundaire ontwikkeling de focus op verdichting van de Oude Rijnsteden zoals Leiden en Utrecht). Amsterdam heeft zijn eigen identiteit en ontwikkelt zich op dit moment op eigen kracht prima. De Zuidrand van de Randstad heeft echter met stilstand te maken en kan een nieuwe ontwikkelingsimpuls goed gebruiken. Het voorstel gaat uit van de reeds bestaande en in gang gezette ruimtelijke processen in de zone De Haag tot aan Rotterdam, Door een rechthoekig raster over dit geheel aan te brengen en dit als ‘stad’ te benoemen, ontstaat een logica voor verdere ontwikkeling, met als belangrijkste nieuwe element het herbenoemen van de snelweg A13 tot centrale stedelijke boulevard. Het is geen nieuw idee, maar Alkemade past de A13-boulevard in in een veelomvatttende visie op de Deltametropool, en stelt daardoor voor het eerst overtuigend de noodzaak van het verbouwen van de A13 aan de orde. Het lijkt me daarmee een bijna onontkoombaar element van de Nota Ruimte te gaan worden.

Hoe nu verder? Het is mogelijk om de drie Nederlandse visies (Snozzi’s voorstel buiten beschouwing latend) aan elkaar te plakken tot een nieuwe Randstad, die dan misschien Deltametropool kan heten. Sijmons ontwikkelt het groene hart, Teun Koolhaas gaat in samenwerking met de Dienst Ruimtelijke Ordening van Amsterdam verder met de ontwikkeling van de boog Haarlemmermeer-Amsterdam-Almere-Utrecht en OMA gaat werken aan een visie op de nieuwe Deltastad (Den Haag-Rotterdam.)

Alles is echter volledig afhankelijk van politieke wil en vooral van de op stapel staande Nota Ruimte. Of One Architecture, dat zich tijdens de afgelopen Atelierronde op de achtergrond heeft gehouden, hierin een verder coördinerende dan wel ontwerpende rol zal krijgen, of rijksbouwmeester Jo Coenen het plan van Snozzi zal blijven promoten, of VROM samen met de verschillende ministeries en het bureau Rijksbouwmeester (coördinator Grote Projecten en dus ook van de Deltametropool) ooit tot een afgeronde Nota zal komen en of er uit de komende verkiezingsronde een sterk kabinet dat knopen durft door te hakken kan worden geformeerd? We zullen zien, lang kan en mag het niet meer duren.

voorstel TKA

Blijft over het stedelijke gebied van de veronderstelde metropool. Teun Koolhaas die de noordrand voor zijn rekening had gekregen, presenteerde een plan – eigenlijk een reeks van deelplannen- dat op een bijna ontroerende manier de maakbaarheid van de samenleving als thema leek te hebben. In een enigszins hortend en stotend op gang komende presentatie raakte hij gaandeweg op een aanstekelijke manier enthousiast voor zijn eigen beelden. Het aantal deelplannen waaruit zijn voorstel bestond was volgens eigen zeggen alvast berekend op schrappen.’Je kunt beter te veel dan te weinig voorstellen, er sneuvelt altijd wat’ Zijn manier van werken, opbouw in lagen, deelplannen op basis van een overkoepelend concept maar elk met een eigen autonomie, is waarschijnlijk het meest ‘haalbaar’ en het minst ‘gevaarlijk’. Het past ook het best in de traditie van ruimtelijke plannen voor de randstad, valt goed te combineren met Sijmons waterplan voor het groene hart en lijkt daarmee de meest voor de hand liggende opmaat voor een totaalvisie op de Deltametropool. Waarmee nog niet gezegd is dat dit het beste plan is.

Tuinieren in het groene hart, voorstel H+N+S

De overige voorstellen waren veel pragmatischer en planologischer van aard, maar desondanks niet gespeend van beeldende kracht. Dirk Sijmons, die het groene hart had toegewezen gekregen, hield onder de titel ‘De noodzaak van tuinieren’ opnieuw een vurig pleidooi voor een snelle oplossing van het groeiende waterhuishoudingsprobleem in de randstad. Het lijkt me dat hij deze problematiek inmiddels zo diepgravend heeft onderzocht en daarbij zulke aantrekkelijke en vergaand onderbouwde oplossingen heeft weten te bedenken, dat de overheid maar één ding kan doen: stel Sijmons onmiddellijk aan als hoofd waterhuishouding en ruimtelijke ontwikkeling van het groene hart en neem de aanbevelingen uit zijn voorstel onverkort over in de nieuwe nota. Laten we er niet langer meer omheen draaien en nu eindelijk eens gaan doen wat Sijmons al jaren propageert. Steekhoudende alternatieven, laat staan aantrekkelijke, zijn bij mijn weten niet aanwezig, dus waar wachten we nog op?

Voorstel Snozzi

Als eerste presenteerde Snozzi zijn plan. Zijn voorstel is om in één architectonische gebaar een aanzet te geven voor verdere ontwikkeling. Een met mathematische precisie aangelegde cirkel, die door het open gebied om het groene hart loopt en die raakt aan de periferie van de grote steden van de Randstad. Om de cirkel te vervolmaken moet Utrecht overigens oostelijk worden gepasseerd. Het ‘gebouw’ bestaat uit een openbaar vervoerverbinding – circa 30 meter boven maaiveld – met op strategische plekken monumentale hoogbouw. Binnen in de cirkel wordt de ontwikkeling stilgelegd, daarbuiten zullen in de loop der tijd ontwikkelingen in de richting van de centra van de grote steden ontstaan. Op minder dicht bebouwde plaatsen is ruimte voor de ontwikkeling van nieuwe steden.

Snozzi’s voorstel is even aantrekkelijk als absurd. Inderdaad zou de realisatie van de cirkel de Deltametropool in één keer van een ijzersterk beeldmerk voorzien. Over de identiteit van deze Deltametropool behoeven we ons geen zorgen te maken. Het zou mooi zijn als het zou kunnen, maar het kan natuurlijk niet. Het plan houdt geen rekening met bestaande ontwikkelingen, marcheert dwars door bestuurlijke lagen, ontkent in gang gezette plannen, het is kortom geen planologisch ontwerp, het is een architectonisch ontwerp op planonlogische schaal dat alleen is te realiseren in centralistische, naar het totalitaire neigende staten. De noodzakelijk gaafheid van Snozzi’s cirkel zou uiteindelijk ten onder gaan in de even onvermijdelijke als alledaagse praktijk van lokale aanpassing.

Architectonisch ontwerpen, althans het klassieke formele ontwerpen zoals Snozzi voorstaat, is op de schaal van de Deltametropool amper zinvol. Als Snozzi’s bijdrage enig nut heeft, dan is het als krachtig discussiestuk in het debat over de (on)macht van de architectuur op de schaal van de metropool en over de enorme kloof tussen het ideale plan en de weerbarstige praktijk.