Feature

Borrelen en bouwen

Allard Jolles wist aan het einde van het slopende jaar 2002 nog de energie op te brengen om in één week tijd drie Amsterdamse Archi-Parties af te werken, en daarvan nog een verslag te maken ook.

Het was weer een opwindende week voor cultuurminnend Amsterdam. Eerst op dinsdag 17 december 2002 de Zuiderkerkprijs, winnaar VMX, van harte en proost; vervolgens op woensdag 18 de opening van het nieuwe BvB-café in de Beurs van Berlage, proost; en, tenslotte, op donderdag 19 december de presentatie van de Arcam Nutshell, alweer proost! Het is maar goed dat het in januari rustig is, dan kunnen de liefhebbers allemaal uitrusten. Het hakt er in, ruim 20 toespraken en de gebruikelijke discussies met glas in de hand. In Amsterdam zijn ze dol op kletsen. Heel anders dan in Rotterdam, als we tenminste afgaan op Peter van der Gugten van Proper Stok, die in de Zuiderkerk de Rotterdamse aanpak kwam promoten met een luid: ‘niet lullen, gaan met die geit’. Probleem opgelost.

België

De discussie ging vervolgens over België, waar iedereen een vrijstaand huis heeft. Blijkbaar waren de sprekers nooit in Antwerpen, Brussel of Luik geweest. Waarom stedelijk bebouwing in Amsterdam vergelijken met de beroemde Belgische dorpsbouw? Omdat IJburg ver van de binnenstad lijkt af te liggen? Te mager. De presentaties van de genomineerde architecten waren al net zo dun. Koen van Velsen meldde bijvoorbeeld dat hij woningen heeft ontworpen waar je écht in kan wonen. Dat maakte indruk: het statement van het jaar. Het minst onzinnig bleek de presentatie van Herman Zeinstra. Zijn project was ook nog eens gebouwd, en dus bewijsbaar prijswaardig. Want wie geeft mij de garantie dat het inpandige parkeersysteem van winnaar VMX – gimmick: de auto voor de deur in hoogbouw – niet in een later stadium wordt wegbezuinigd? En dat was wél de enige reden waarom VMX won, de architectuur was immers als alle andere: ramen met penantjes ertussen en dat kunnen Diener en Diener (zie KNSM-eiland) veel beter.

Notendop

Donderdag in De Balie bij de presentatie van de Arcam Nutshell ging het vooral over het weergeven van geschiedenis in schema’s. De Nutshell is zo’n schema, van het ontstaan van de aarde tot en met het ING House. Uiterst rechts staat een kolom met de 25 belangrijkste gebouwen van Amsterdam. Links daarvan staan kolommen over cultuur, techniek en geest. Aan het einde van ieder jaar is het altijd erg druk met jaaroverzichten en jaarlijstjes. Lijstjes zijn altijd subjectief: toon mij uw jaarlijstje en ik vertel u wie u bent. Dat geldt hier natuurlijk ook. En daarbij: dé geschiedenis bestaat nog niet, die is er pas als aan het einde der tijden weer een big bang plaatsvindt. Subjectiviteit is geen schande, en we leren dus Arcam goed kennen als we het schema lezen. Het schema is weliswaar cultureel correct, maar, zo vertelde ons een gedecideerde Bernard Colenbrander, geen constructie, en dat had het wel moeten zijn. Waarom? Eenvoudig: als je je niet beperkt in de tijd, dan moet je je beperken in je onderwerp. Dat was ook de bedoeling, door Amsterdamse architectuur als uitgangspunt te nemen. Maar dat is helaas niet in alle kolommen terug te vinden. Nu zijn vele persoonsnamen, producten en boektitels (waarom hier ook niet consequent geweest) inwisselbaar, want niet op een of andere manier aan Amsterdam of aan architectuur gerelateerd. En dan krijg je dus onzindiscussies over waarom de Beatles er wél, en de Stones níet op staan. Ik zie een belangrijker taak voor dit schema. Arcam heeft er een placemat van gemaakt (slim!) en die lijkt me vooral aan de TU-Delft zeer bruikbaar. Daar blijkt het namelijk slecht gesteld te zijn met de historische kennis van de studenten. Eten is weten, straks in Delft. Proost!