De films van Tati vormen een uniek commentaar op de stedelijke veranderingen van na de tweede wereldoorlog en de invloed hiervan op de gewone man. Francois Penz, directeur van CUMIS, belichtte in een lezing bij de NAi-tentoonstelling ‘Tatirama’, de relatie van de films van Tati met de naoorlogse samenleving. Frido van Nieuwamerongen bezocht de lezing en kwam tot de conclusie dat de thema’s van Tati, ook in de huidige samenleving, nog steeds actueel zijn.
Tati’s filmgeschiedenis valt samen met de wederopbouw. De periode waarin het boerenleven werd vervangen door de moderne wereld van licht, lucht en ruimte. Alleen al rond Parijs werden jaarlijks 250.000 nieuwe huizen gepland in moderne identieke blokkendozen. In zijn eerste films, zoals Jour de fête (1947), fietst de boomlange Tati nog als een onnozele wijndrinkende postbode door een idyllisch Frans boerendorpje, ondersteund door traditionele Franse accordeon muziek. Maar allengs wordt deze Franse idylle ingewisseld voor de opkomende moderne wereld. In Mon Oncle (1958) zijn deze twee werelden nog in evenwicht, maar in Playtime (1967) is de traditionele wereld voorgoed verdreven door een glinsterende nieuwe wereld.
Jacques Tatischeff, zoals zijn volledige naam luidde, had een haat-liefde verhouding met de nieuwe architectuurideeën. Het optimisme dat deze uitstraalden biologeerde hem, maar hij was ook bevreesd voor het effect van hun destructieve krachten op de gewone man. Hij identificeerde zich in zijn film sterk met deze burgerman en vond dat de opvattingen van architecten als Le Corbusier te rigide waren en geen rekening hielden met het dagelijkse leven. Francois Penz, geeft als voorbeeld de Route Architecturale. Dit ontwerpmiddel is van boven opgelegd en wil de toeschouwer ‘opvoeden’. Tati ziet zichzelf meer als flaneur, de terloops ontdekkende passant die het allemaal zelf wel uitzoekt.
In Mon Oncle kan Tati’s alter ego, monsieur Hulot, de moderne wereld van Villa Arpel nog ontvluchten en zich terugtrekken in zijn eigen oude dorpswoninkje. In Playtime is vluchten onmogelijk geworden. In deze op La Defence geïnspireerde wereld van staal, glas en beton, zonder ook maar één enkele boom, baant monsieur Hulot zich struikelend een weg. Tussen spiegelende wanden, strakke ortogonale ruimten en niets verhullende raampartijen voelt monsieur Hulot zich een gevangene van zijn omgeving. Maar geleidelijk verandert deze omklemming en ontsnapt het individu aan het opgelegde keurslijf om uiteindelijk zijn oude ritme te hervinden. Tati’s boodschap is hiermee zowel fatalistisch als geruststellend. Fatalistisch omdat de wereld nu eenmaal verandert en er weinig aan te doen valt, geruststellend omdat deze verandering uiteindelijk geen vat krijgt op het gewone dagelijkse leven.
Penz benadrukt dat Playtime geen eenvoudige film is. Het is een van de meest ruimtelijke films uit de filmgeschiedenis. Klassieke dramamiddelen als snelle camerawisselingen, close ups, dialogen en plots zijn afwezig. Als men gewend is aan Hollywoodcinema en MTV spots vergt Playtime een grote concentratie. Maar voor cinefielen én architecten is het een onuitputtelijke bron van inspiratie. Niet voor niets stelde Penz in zijn inleiding dat hij aan de filmwereld van Tati talloze themalezingen kon wijden.
Playtime werd uiteindelijk Tati’s zwanenzang. De dure film, waarvoor hij een geheel nieuwe stad bouwde, was geen groot succes en noopte hem enkele jaren later zijn filmrechten te verkopen. Maar zijn opkomen voor de gewone man die vermorzeld dreigt te worden in een hem opgelegde samenleving, is onverminderd actueel.