De toeristen bestormen het platteland. Overal rond Amsterdam duiken ze op. Ze zijn duidelijk herkenbaar aan hun onwennige zit op te mooie huurfietsen, aan hun verdwaasde glimlach en aan de gewoonte om elke vervallen boerenschuur op de foto te zetten. Ze fietsen door de Osdorper Binnenpolder, ze fietsen langs de Amstel, ze doen zelfs iets wat geen Amsterdammer ooit in zijn hoofd zal halen: ze fietsen langs het kaarsrechte Noordhollands Kanaal naar Purmerend. Daar drinken ze koffie en dan gaan ze terug, weer langs dat eindeloze kanaal, altijd tegenwind.
Als je ze vraagt naar de reden van hun opmerkelijke gedrag is het antwoord altijd hetzelfde. Zij zoeken het echte, authentieke Hollandse landschap. Die stad, dat Amsterdam, dat kennen ze nu wel, zijn ze al een paar keer geweest, lekker blowen natuurlijk, grachten weer even bekijken. De musea hebben ze allemaal al gezien, dus zoeken ze wat anders om de dag door te brengen tot het tijd is voor kroeg of coffeeshop. Ze zoeken wat authentieks. Iets waar geen enkele andere toerist komt. Iets wat ze thuis niet hebben. Zo’n kaarsrecht kanaal met stalen damwanden, dat kennen ze niet. Dat is uniek. En dan die idiote laagliggende weilanden, met koeien en met sloten met rietkragen en daarin dan weer een oude boer die met een riek die sloot staat te schonen en of je wel weet dat ze een echte molen hebben gevonden, niet zo’n museumstuk als op de Zaanse Schans, nee, een echte wilde molen, hij was wel half ingestort maar mooi dat er geen toerist te vinden was, die molen was helemaal van hen
Als Authenticiteit de norm wordt in het toerisme, dan hebben we met ons platteland goud in handen. Goud dat de komende jaren onder zware druk komt te staan. De Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening is getorpedeerd, er is vooralsnog geen ander beleidsstuk. De boodschap van het Rijk: de gemeenten moeten het zelf maar uitzoeken. De effecten van het wegvallen van centrale sturing zijn makkelijk te voorspellen. Elke gemeente wil geld verdienen, elke gemeente komt met dezelfde treurige nieuwbouwwijkjes met eengezinswoningen in een veel te lage dichtheid, nieuwbouwwijkjes die zich als een gelijkvormige deken over het platteland uitspreiden. Elke gemeente wil grote amusementscentra en ‘leisure-hallen’ aan zijn grenzen. Daar zijn ze goed per auto bereikbaar en kan je lekker overal parkeren. Of ze plaatsen in de stad ongewenste functies uit naar het hulpeloze platteland: volkstuinen, sportvelden.
Nu hoeft het platteland geen openluchtmuseum te zijn, het kan best wat meer functies hebben, daar kan het zelfs beter van worden, maar dan moeten die functies wel zorgvuldig worden ingeplaatst, met een beeld in gedachten hoe straks dat platteland eruit moet gaan zien en hoe het moet functioneren. Dat gebeurt nu nog veel te weinig.
Ik wil niet dat het platteland op Belgische wijze aan stukken wordt gehakt en wordt dichtgesmeerd met Almere-Buitens. Ik wil dat het bruikbaar blijft om in te wandelen, te fietsen, te zwemmen. Dat wil ik omdat ik het zelf wil en omdat veel grotestadsbewoners dat met mij willen. Wij stedelingen hebben het platteland nodig als recreatiegebied. En als we die Amerikaan in Purmerend kunnen gebruiken om onze argumenten kracht bij te zetten, dan zullen we dat niet laten. Dus: laten we het toeristische potentieel van ons zo zwaar onderschatte platteland ten volle uitbuiten! Terug met die rode en groene contouren! Het platteland is de grachtengordel van de toekomst!