Feature

Jaren zestig revival

‘Vernacular Spectacular’ was de titel van de lezing die architectuurhistoricus Wouter Vanstiphout (Crimson) op 11 maart in het Berlage Instituut hield. Hij toonde zich schatplichtig aan verschillende vormen van populisme die in de jaren zestig in de Westerse architectuur hun hoogtepunt beleefden. Vraag is of de wijze waarop met deze erfenissen wordt omgegaan een werkbaar uitgangspunt vormt voor de IBT Hoogvliet, het grote project waar Crimson bij betrokken is.

De Internationale Bouwtentoonstelling Hoogvliet, ook wel bekend als WIMBY!, ging ruim twee jaar geleden van start. Met de IBT Hoogvliet willen de organisatoren een extra impuls geven aan de herstructureringsoperatie – die tot 2010 zal duren – door als denktank en aanjager van nieuwe concepten en programma's te fungeren waarbij nadrukkelijk niet wordt uitgegaan van een vastomlijnd einddoel. Crimson, een collectief bestaande uit architectuurhistorici, analyseerde de huidige situatie in Hoogvliet en bedacht ontwerpstrategieën. Zij kwamen tot de ontdekking dat een groot deel van de vijftigjarige geschiedenis van Hoogvliet als satellietstad van Rotterdam, met de herstructureringsoperatie zou verdwijnen. Daarnaast ontdekten zij, naast andere zaken, een rijk maar ook tanend verenigingsleven en vonden ze vele verfraaiingen die door de bewoners aan hun gevels waren gehangen of in hun voortuin waren geplaatst: elementen als lantaarns, flamingo's of ankers, waar Vanstiphout iconografische betekenissen aan toe schreef. Voor één van de deelprojecten genaamd Heerlijkheid Hoogvliet, werden deze bevindingen gecombineerd. Resultaat: een zomerdorp aan de noordrand van Hoogvliet ontworpen door het Engelse bureau FAT (Fashion Architecture Taste), bestaande uit een park waar onder meer garageboxen zullen staan waarin mensen hun hobby of beroep kunnen uitoefenen, met dierenbegraafplaats op een eiland dat de vorm heeft van Nederland, en als belangrijk architectonisch element een partyhal langs de snelweg.

Tijdens zijn lezing toonde Vanstiphout projecten van Lucien Kroll (ZUP Perseigne, Alençon) en Piet Blom (kubuswoningen, Rotterdam) om te illustreren wat voor vorm van architectonisch populisme hij voorstaat, en stelde dat hij zich niet inliet met vulgair populisme – dat wat mensen wensen krijgen ze. Eerder zag hij een verwantschap met de Smithsons; zij gebruikten de populaire beeldtaal om tot iets nieuws te komen, een verbeelding van de alledaagse dynamiek die in hun ogen ontbrak in de moderne architectuur van de jaren vijftig. Een verbeelding die ook in de jaren vijftig woningbouw van Hoogvliet ontbreekt, en evenmin aanwezig is in de recent gebouwde woningen, aldus Vanstiphout.

Problematisch aan het populisme dat Crimson introduceert in Hoogvliet is dat het verschillende vormen van jaren zestig populisme – van zelfwerkzaamheid tot inspraak, van reclaim the streets tot venacular – op één hoop gooit en daarbij voorbij gaat aan de verschillende ideologische uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de diverse stromingen. Het populisme volgens Crimson wordt zo een betekenisloze kopie van dat wat reeds in de jaren zestig geprobeerd is. De beschrijving die Vanstiphout gaf van de voortuin met 'symbolische' ornamenten en de conclusie die hij daaruit trok zou geciteerd kunnen zijn uit Ugly and ordinary architecture 2 (Venturi, Scott Brown 1971). Ook de illustraties van Heerlijkheid Hoogvliet lijken dertig jaar oud.

Veelbetekenend is dat de werkelijk waardevolle erfenis uit de jaren zestig vooral bestaat uit de concepten die toen geformuleerd werden en slechts in zeer geringe mate door de gebouwen zelf, hoe fascinerend ze nu nog mogen zijn. Het is naïef om te denken dat dergelijke concepten zonder meer in het heden geïmplementeerd kunnen worden, helemaal wanneer men wil voorkomen dat dezelfde gebouwde fouten uit het verleden weer worden gemaakt. Er is meer nodig dan het plaatsen van een aantal nieuwe garageboxen in het park en dan hopen dat ze op een zelfde manier gebruikt zullen gaan worden als de af te breken garageboxen nabij de woningen.

In de voorstellen van Crimson lijkt ieder concept te ontbreken; Heerlijkheid Hoogvliet heeft betrekking op wat mensen nu wensen, nu kunnen begrijpen; deze kritiek kreeg Vanstiphout ook uit de zaal. De fixatie van het heden en het vrij letterlijk citeren van de beeldtaal uit de jaren zestig waardoor het project iets campachtigs krijgt, doen vragen rijzen over de uiterste houdbaarheidsdatum van dit alles.